8 SEPTEMBER 1983
1444
Tegen een discussie in de commissie voor openbare
werken, desnoods de volgende week, heb ik geen be
zwaar Zo kennen we elkaar wel
Door velen is ingegaan op het groeiende ge
voel van onveiligheid. We moeten niet overdrijven
ik zeg dat even zachtjes maar er is onge
twijfeld een gevoel van onveiligheid, dat steeds
groeit. Ik geloof dat dit niet alleen moet worden
erkend, maar dat het ook een teken van deze tijd
is. Tegen de achtergrond van de ernst waarmee het
gevoel van onveiligheid tegemoet moet worden ge
treden meen ik dat de verschuiving in het beleid
van het verkeer naar de criminaliteit positief
moet worden gewaardeerd. Het beleid zal zich ove
rigens niet alleen op de kleine criminaliteit
richten. Er wordt te gemakkelijk over "kleine cri
minaliteit" gesproken: in werkelijkheid is het de
bedoeling dat men zich op het totaal van de crimi
naliteit richt. Als elementen van het gewijzigde
beleid treffen we de bijzondere groepen en het
wijkgericht optreden aan. Ik kan de verzekering
geven dat voor zover het beleid al gestalte heeft
kunnen krijgen, de activiteiten op het gebied van
bestrijding van de criminaliteit herkenbaar zijn.
Die activiteiten houden dan in dat men door de ge
hele organisatie van de politie heen het oog dui
delijk op criminaliteitsbestrijding gericht houdt.
Niet alles is op te lossen en de politie kan onmo
gelijk overal bij staan, maar ik heb de vaste
overtuiging dat de verschuiving naar de belang
stelling voor de criminaliteit haar vruchten zal
afwerpen.
Terecht is geïnformeerd hoe het nu verder met
de sterkte van het politiekorps gaat. Aangekondigd
is dat zeven arbeidsplaatsen door natuurlijke af
vloeiing zullen moeten verdwijnen. Zoals ook uit
de nota blijkt heeft de minister erop aangedrongen
de afvloeiing zo snel mogelijk tot stand te doen
komen. Ik denk dat hij de verwezenlijking nog lie
ver gisteren dan vandaag een feit zou willen zien
worden, maar natuurlijke afvloeiing laat zich