152
17 FEBRUARI 1983
De heer GIELENOp 15 november 1979 werd in
deze raad besloten tot een gedeeltelijke vernieu
wing van de stadsschouwburg. Enkele leden van de
ze raad waren toen van mening dat het verstandi
ger zou zijn de gehele schouwburg te vernieuwen.
Gezien de financiële middelen, de veiligheid van
het personeel en de veiligheid van de spelers was
het niet meer verantwoord de toneeltoren in stand
te houden. De rest van het gebouw was construc
tief nog in goede staat. Ook daar waren enkele
raadsleden het niet mee eens. Het is in de notu
len van destijds te lezen.
Twee jaar later blijkt dat de dakconstructie
een aantal gebreken vertoont. Wij zijn op dat g^
bied geen deskundigen en kunnen ons daarover dus
geen oordeel vormen. Misschien was het beter ge
weest twee jaar geleden een uitgebreider onder
zoek in te stellen.
Wat wij betreuren is dat het bedrag weer in
de stelpost culturele accommodaties moet worden
gevonden. Beter zou het zijn geweest de benodigde
financiële middelen bijvoorbeeld uit het budget
openbare werken te putten.
De heer HENDRICKS: De teneur van mijn betoog
zal niet veel verschillen van de teneur van de
bijdrage van de heer Gielen. Wij zullen met dit
voorstel nolens volens akkoord gaan. De grootst
mogelijke moeite hebben we met de dekking uit de
pot "culturele accommodaties". Terwijl Breda toch
al niet met veel van die accommodaties gezegend
is, wordt op de pot voor eventuele voorzieningen
een grote aanslag gepleegd. De argumentatie die
in dit verband wordt gebezigd, vinden wij buiten
gewoon slecht. Men betoogt dat deze uitgave niet
thuis hoort bij de pot "drie maal o", waaronder
"onvoorzien", terwijl anderzijds wordt gesteld
dat de gebreken niet eerder hadden kunnen worden
gesignaleerd. De conclusie moet dan zijn: öf het
eerder onderzoek is onvolledig geweest c.q. heeft
tot verkeerde gevolgtrekkingen geleid, öf het