22 SEPTEMBER 1983
1593
De heer DE BRUIJN: Als de heer Römkens zijn
betoog verkeerd opbouwt, is dat voor hem vervelend.
De VOORZITTER: U kunt in één zin een verdui
delijking geven.
De heer DE BRUIJN: Ik heb gezegd dat het op
dit moment te ver zou gaan te stellen dat de sub
sidiestroom moet worden afgebouwd, omdat er mijns
inziens nog mogelijkheden zijn voor overleg.
Wethouder RÖMKENS: De heer De Bruijn heeft
daaraan toegevoegd dat afhankelijk van het resul
taat van dat overleg afbouw van de subsidiestroom
zou moeten worden overwogen.
Mevrouw PAULUSSENDe wethouder legt de heer
De Bruijn en mij dingen in de mond die niet door
ons zijn gezegd. In onze motie vragen wij drie
dingen van het college, zoals wij ook in het over
leg met hem nadrukkelijk naar voren hebben ge
bracht. Wij wensen een gedetailleerd overzicht van
de overlappingen te ontvangen teneinde te kunnen
beoordelen of die overlappingen meer of minder mar
ginaal zijn. Als dat overzicht er is, kan verder
worden gekeken.
Wethouder RÖMKENS: Ik mag dus niet ingaan op
datgene wat in de kantlijn is gezegd
De heer DREEF: Ik meen wel dat het de taak
van de wethouder is enkele dingen in de kantlijn
wat nader toe te lichten. Wij hebben de informatie
ontvangen dat er een gesprek met de wethouder heeft
plaatsgevondenwaarbij voor een groot deel over
eenstemming is bereikt.
Wethouder RÖMKENS: Ik hoop dat de heer Dreef
mij de gelegenheid wil geven mijn verhaal af te
maken, want vermoedelijk zal hij dan mijn opmer
kingen kunnen plaatsen.