1594
22 SEPTEMBER 1983
Mevrouw Paulussen heeft geconstateerd dat de
instellingen zich zeer instellingsgericht opstel
len en alleen voor het eigen winkeltje vechten.
Als zij bedoelt te zeggen dat die kwalificatie van
toepassing kan zijn op alle aan het proces deel
genomen hebbende organisaties zou dat eventueel
juist kunnen zijn, ware het niet dat de motivering
die in de notitie en in het preadvies is aangege
ven van een ander uitgangspunt uitgaat. Het is
echter uiteraard het recht van mevrouw Paulussen
die conclusie eraan te verbinden.
De heer Simons heeft onwil bij het particu
lier initiatief gesignaleerd. In de commissie heb
ik al meegedeeld dat uiteindelijk van alle instel
lingen en gemeentelijke diensten die hieraan heb
ben deelgenomen slechts één instelling van parti
culier initiatief bereid was menskracht in te le
veren; dat was dus geen gemeentelijke dienst. Met
de term "onwil" heb ik in dezen dan ook moeite,
maar de term "onmacht" kan ik in grote mate onder
strepen.
De heer Simons heeft eveneens over subsidie-
dwang richting p.i. gesproken. Ik heb al eerder
aangegeven dat het voor mijgezien de achtergrond
van mijn stellingnamemoeilijk zou zijn dat mid
del te hanteren.
Ik ben al ingegaan op de situatie rond de
buitenlanders en op de gelden van W.V.C. in rela
tie tot de rijksbijdrageregeling voor minderheden.
De heer Simons vroeg voorts wat het college
gaat doen om te komen tot een instituut van socia
le raadslieden. Het college heeft evenwel een pre
advies uitgebracht waarin wordt geconcludeerd dat
het advies- en informatiewerk door de algemene in
stellingen dient te worden uitgevoerd, zodat wij
vooralsnog willen afzien van de instelling van een
instituut van sociale raadslieden.
De heer De Werd heeft een duidelijke analyse
van het welzijnswerk gegeven, waarbij hij een on
derscheid maakte tussen een stedelijke benadering,
een categorale benadering en een wijkgerichte of