1610 6 OKTOBER 1983 van de ledenvergadering van 28 september j.l. en wij constateren dat ons lidmaatschap van de P.v.d.A. tijdens de beroepsprocedure niet is be ëindigd. Wij willen hier op deze plaats niet in gaan op het conflict binnen de P.v.d.A., maar wij willen wel uitdrukkelijk stellen dat het in de rechtspraak in Nederland een goede gewoonte is dat hangende een beroepsprocedure geen verandering in de bestaande situatie wordt gebracht. Dit betekent dat wij lid zijn van de P.v.d.A.-fractie, lid van de raad en lid van de commissies blijven. Ook het reglement van orde van de gemeenteraad van Breda spreekt in dezen duidelijke taal. Voorstellen die tot wijziging in de bestaande situatie leiden wij zen wij dan ook af. Tot slot willen wij nog bevestigen dat wij ons aan het verkiezingsprogramma van de P.v.d.A. gebonden achten en het programakkoord blijven on derschrijven. Ieder kan ons daarop aanspreken. Wij voelen ons daartoe verplicht en wij blijven ons inzetten voor de sociaal zwakkeren in Breda. De VOORZITTER: Ik schors de vergadering. SCHORSING. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. De heer SCHURING: Het heeft even geduurd, maar wij wilden ook wel graag in alle rust even over deze dingen binnen de fractie van gedachten kunnen wisselen. De heer Dreef heeft in zijn verklaring gezegd dat de twee door hem genoemde raadsleden geen lid van de P.v.d.A.-fractie meer zijn. Mevrouw Paulus- sen daarentegen heeft namens de twee leden gezegd dat staat ook in de brief van deze beide leden dat zij lid van de P.v.d.A.-fractie blijven. Welnu, het is noch aan de raad, noch aan de C.D.A.- fractie, te beoordelen wie gelijk en wie ongelijk heeft; wij blijven daar buiten. Wèl moeten wij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 1610