1666 20 OKTOBER 1983 van de geheimhouding een punt dat in de discus sie centraal stond niets aan onduidelijkheid over. Een ieder die zich meldt is aan de geheim houding onderworpen, voor zover het de taakstel ling van de commissie betreft. De heer SIMONS: In eerste termijn had ik nog op enige uitspraken van de heer Taks willen reage ren, maar ik heb dat toen niet gedaan en ik wil het nu alsnog even doen. Ik vind het niet juist dat de heer Taks de P.S.P. als een risicofactor aanduidt. Ik kan hem diverse voorbeelden noemen van gevallen waarin de P.S.P. wel degelijk de ver trouwelijkheid heeft gehandhaafd. Hij is van die voorbeelden even goed op de hoogte als ik en ik vind dan ook dat zijn betoog wat dit betreft niet veel waard is. In mijn ogen is het bijna onbehoorlijk, te zeggen dat de P.S.P. extra verklaringen zou moeten afleggen omdat zij moeite heeft met de vertrouwe lijkheid. Waar haalt de V.V.D. het recht vandaan om extra verklaringen van een andere politieke fractie te eisen? Ik denk dat de verordening op dit punt duidelijk genoeg is en ik wijs erop dat zij ook sancties kent. Iedereen kan naar ik meen zijn eigen afweging maken. Als de V.V.D. geen vertrouwen in de P.S.P. heeft, moet de V.V.D., als de P.S.P. een lid van de commissie aanwijst, zelf geen lid aanwijzen. Een ander kan men niet uitsluiten, wel zichzelf. De heer TAKS: Ik dank de heer Simons voor zijn vertrouwenswekkende mededelingen. De heer DREEF: De heer Taks heeft zich in zijn betoog op de minister van binnenlandse zaken beroepen. Aangezien de V.V.D. deel uitmaakt van het kabinet, raad ik de heer Taks aan in Den Haag de nodige stappen te ondernemen, opdat de door de heer Taks krakkemikkig genoemde regeling die in de ministeriële circulaire is neergelegd, in de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 1666