1686
20 OKTOBER 1983
Niet alleen zijn er momenteel weinig m^ terrein
verkocht, maar voor zover mij bekend bestaat er
ook weinig zicht op dat er op korte termijn kan
worden overgegaan tot verkoop van grond aan be
hoorlijk ruimtebeslag vergende bedrijven. Daarom
heeft het bestuur van het Industrie- en Havenschap
de minister ook laten weten dat het zich niet meer
gebonden acht aan de eerder afgesproken termijn
van vijf jaar, doch dat het aanbeveling verdient
eerder om de tafel te gaan zitten. De minister
ziet daarvoor nu echter nog geen reden; hij heeft
eraan toegevoegd dat hij niet zou weten wat hij
nu zou moeten zeggen. Het is de minister echter
wel bekend dat er op het ogenblik een groot onder
zoek plaatsvindt, dat duidelijk zal moeten maken
wat nu precies de taak, plaats en positie is van
het Industrie- en Havenschap Moerdijk, mede in re
latie tot andere mogelijkheden. Het resultaat van
dat onderzoek zal in de eerste maanden van 1984
bekend zijn. Door de vertegenwoordiger van de mi
nister die de bestuursvergaderingen bijwoont, is
meegedeeld dat de minister op dat moment wel be
reid zal zijn met ons te praten. Ik hoop dan ook
dat dit gesprek in het voorjaar van 1984 zal
plaatsvinden en dat er dan concreet een aantal af
spraken gemaakt zal kunnen worden. Vanzelfsprekend
hadden wij er geen enkele behoefte aan het gesprek
met de minister te beëindigen door hem deelgenoot
te maken van onze zorgen; dat zou weinig zoden aan
de dijk hebben gezet.
De hulp die nu, naar men vanochtend in de
krant heeft kunnen lezen, door de heer Van Agt zal
worden verleend, geschiedt op uitdrukkelijk ver
zoek van het bestuur van het Industrie- en Haven
schap. De voorzitter, de heer Reinders, en onder
getekende zijn bij de commissaris van de Koningin
geweest, niet alleen om hem te doordringen van de
zorgelijke situatie op Moerdijk, maar ook om een
andere reden. De rijksoverheid draagt in dezen na
melijk een tweeledige verantwoordelijkheid. De
eerstverantwoordelijke is de minister van