20 OKTOBER 1983 1729 de WD-fractie geen 'enkele overweging denkbaar die zou kunnen rechtvaardigen om met betrekking tot de kernwapens af te wijken van dit beginsel. Daaruit mag vooral niet worden afgeleid dat wij de bezorgd heid die in brede lagen van de bevolking leeft ba gatelliseren. Integendeel, ook in liberale kring is er verontrusting over de bewapeningswedloop, niet alleen op het gebied van de kernwapens, maar ook met betrekking tot de conventionele wapens, niet alleen over de bewapening aan déze zijde van het IJzeren Gordijn, maar ook aan die van de zijde van het Warschaupact en op vele plaatsen elders in de wereld. Aan deze ontwikkeling kan alleen een halt worderj toegeroepen door versterking van de internationale rechtsorde. Daarop is ook het be leid van de Nederlandse regering gericht. Zowel regering als parlement geeft er voortdurend blijk van dat men zich heel goed bewust is van wat er aan gevoelens onder de bevolking leeft. Het is dan ook volstrekt overbodig dat gemeenteraden zich op het terrein van defensie en buitenlands beleid be geven en boodschappen dienaangaande naar Den Haag sturen. Vrijblijvende intentieverklaringen van de gemeenteraad zijn niet alleen overbodig, zij zijn ook volstrekt ongewenst. Het openbaar bestuur is opgebouwd uit drie lagen: rijk, provincie en gemeente, waarbij aan elke overheid een eigen pakket van taken en be voegdheden is toevertrouwd. Dit systeem vereist, wil het goed functioneren, dat de diverse overhe den zich niet met eikaars taken bemoeien.De ge meenten wensen niet dat het rijk inbreuken pleegt op hun autonomie, van de kant van de gemeenten moet er ook geen poging worden ondernomen zich te mengen in rijksaangelegenheden. Zoals in uw notitie wordt vermeld, is de re gering ingevolge de Grondwet belast met het behar tigen van defensiebelangen, zodat juridisch-rele- vante uitspraken met betrekking tot de mogelijke plaatsing van kernwapens alleen door de regering en de Staten-Generaal kunnen worden gedaan. Wij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 1729