20 OKTOBER 1983
1735
gelet op het bepaalde in artikel 31 van het re
glement van orde voor de vergaderingen van de
raad der gemeente Breda,
spreekt als zijn oordeel uit,
dat de gemeentelijke bestuursorganen zich dienen
te onthouden van uitspraken en overige standpunt
bepalingen met betrekking tot mogelijke plaatsing
van kernwapens,
en gaat over tot de orde van de dag
Mevrouw RATTINK: De heer Taks heeft zojuist
gezegd dat het goed zou zijn, indien de gemeente
de grenzen van haar betrokkenheid duidelijk zou
aangeven, en daarmee ben ik het van harte eens, al
verschillen wij natuurlijk wel van mening met de
WD over die grenzen. Dat uitspraken van de ge
meenteraad in dezen weinig juridische 'hardheid'
hebben, ben ik wel met de WD eens, maar aan de
andere kant heeft de gemeente wel een rol te ver
vullen ten opzichte van de burgerijIk meen dat
de belangen van de burgerij hierbij wel degelijk
in het geding zijn. De heer Taks heeft gezegd dat
alleen zaken die de gemeentelijke huishouding ra
ken en die de belangen van de Bredase burgers aan
gaan tot uitspraken van de gemeenteraad aanleiding
zouden moeten geven. Volgens mij betreft de kwes
tie van de kernwapens wel degelijk een belang van
de Bredase burgers. De plaatsing in Woensdrecht
heeft die factor voor Breda versterkt, want Breda
is één van de meest kwetsbare gebieden geworden
als die plaatsing doorgaat. Het is wel degelijk
een taak van de gemeente de burgerij van Breda te
wijzen op de risico's die zij loopt bij plaatsing
van kernwapens. De WD stelt zich altijd op het
standpunt dat mensen een persoonlijke verantwoor
delijkheid moeten dragen, maar dan zullen de men
sen ook over de informatie en de kennis moeten be
schikken om die persoonlijke verantwoordelijkheid
te kunnen nemen. De gemeente zal de burgers duide
lijk moeten maken dat, gezien de militaire infra
structuur rond Breda, de aanwezigheid van kernwapens