1786 27 OKTOBER 1983 maanden verder zijn en rond dat moment zullen de bevindingen van de vertrouwenscommissie bij mij op tafel komen. Ik zal naar aanleiding daarvan nog dieper moeten gaan nadenken en voorts een voor dracht aan de minister moeten doen. Volgens deze schatting zal die voordracht de minister in de loop van januari bereiken en dan zal het verder aan de minister zijn. Het is dan dus de vraag hoe voortvarend de minister zal zijn. Ik denk heel voortvarend, maar dat kan ik niet met zekerheid zeggen. Ik neem aan dat de minister toch ook een aantal weken nodig zal hebben. Dit is een heel ru we schatting, die echter mijns inziens wel op eni ge realiteitszin is gebaseerd. Vermoedelijk zou een ieder uwer eenzelfde schatting maken, de rea liteiten van het leven overziende. Als iedereen goed zijn best doet, zal pakweg per 1 april van het volgend jaar de benoeming wellicht kunnen in gaan. Timmer mij echter niet om de oren wanneer het een maand later wordt. Ik kan vervolgens meedelen dat tot dusverre geen enkele kandidaat nadrukkelijk heeft laten we ten niet voor de vertrouwenscommissie te willen verschijnen. Ik moet het aldus zeggen, omdat men sen bij het indienen van een sollicitatie niet verplicht zijn er meteen bij te zeggen of zij er wel of niet toe bereid zijn voor een vertrouwens commissie te komen. Zij kunnen dat doen, maar heb ben het niet gedaan. Het is dus echter alsnog mo gelijk dat door één kandidaat, door enkele kandi daten of door alle bezwaar wordt gemaakt tegen het verschijnen voor de vertrouwenscommissie. U hebt niet geweldig veel aan de informatie die ik u op dit punt kan verschaffen, maar meer informatie heb ik niet. Ik kom nu tot de additionele vragen, in de eerste plaats de vraag van de heer Simons of zich kandidaten met een militair verleden hebben ge meld. Nu moet ik zeggen dat ik niet alle zestien levenslopen helder voor de geest heb, maar er zijn er ongetwijfeld bij die hun militaire dienstplicht

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 1786