1798 10 NOVEMBER 1983 voldoening vastgesteld dat deze inspraakverorde ning een globaal karakter heeft. Ik bedoel daarmee dat zij in elk geval geen gedetailleerde regeling bevat, met voorschriften waaraan inspraakprocedu res voortaan zullen moeten voldoen. Toen enkele jaren geleden, na min of meer teleurstellende er varingen met de aan de inspraaknota 1977 ontleende "vuistregels", door bepaalde partijen werd aange drongen op de invoering van een inspraakverorde ning, hebben wij ervoor gewaarschuwd dat een ver ordening waarin dwingend zou worden voorgeschreven, welke methodieken voor welke categorieën van be leidsvoornemens in welke fase van de beleidsvoor bereiding zouden moeten worden gehanteerd, verstar rend zou kunnen werken op nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de inspraak. Op dat terrein is juist flexibiliteit bij uitstek vereist, wil men op nieu we ontwikkelingen kunnen inspelen. Een conserve rende verordening zou ook in strijd zijn met het informele karakter van inspraak, dit in tegenstel ling tot het begrip "participatie", waarbij sprake is van overdracht van beslissingsbevoegdheden en dat uiteraard daarom een minutieuze regeling be hoeft. Deze verordening is zó opgezet dat zij de voordelen van een verordening biedt zoals ze kerheid voor de burgers en duidelijkheid voor het ambtelijk apparaat zonder dat de inspraakpro cessen zelf in een keurslijf worden gedrongen. De verordening kan het beste worden getypeerd als een procedureverordening, die de wijze van totstandko ming regelt van het jaarlijkse inspraakprogramma en de daarop gebaseerde werkplannenBinnen het kader van de regeling die de verordening aan het inspraakjaarprogramma en de werkplannen geeft, kan voldoende flexibel worden opgetreden. Door middel van het concept-jaarprogramma wordt de burger dui delijk gemaakt, over welke beleidsvoornemens op welke voorwaarden en op welke wijze door wie zal kunnen worden ingesproken. Afhankelijk van de aard van het beleidsvoornemen kan daaraan in het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 1798