1806 10 NOVEMBER 1983 een drietal burgers zal worden geselecteerd en over welke deskundigheid deze burgers zullen moe ten beschikken. Onze conclusie is dat de C.D.A.-fractie zich met het gegeven beleid kan verenigen. Mevrouw RATTINK: Het is misschien wat wrang dat dit voorstel precies na het voorstel onder agendapunt 6 wordt behandeld: de gemeentelijke no ta en de inspraak daarop zijn bij de totstandko ming van het onderhavige voorstel in feite terzij de geschoven. De heer HOFSTé: Dat is niet waar. Ik ben het wèl met u eens dat het klungelig geregeld is. Mevrouw RATTINK: Daarover zullen we dan wel van mening blijven verschillen. Het voorgestelde besluit mist een degelijke onderbouwing. Het brengt ons verder achterop dan we vóór de nota waren en het bezorgt ons een ach terstand op veel andere gemeenten in het land. Door het ministerie zijn indertijd richtlijnen ontwikkeld, die ook door minister Wiegel zijn overgenomen. Uit die richtlijnen komt duidelijk naar voren, welke twee lijnen bij het gemeentelijk beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking kunnen worden gevolgd: a. verstrekking van geld aan projecten, mits daar mee een wezenlijke actie onder de bevolking ge paard gaat; b. kosmopolitische ontwikkelingsprojecten in de gemeente zelf. Gezien de immense problematiek van het ontwikke lingsvraagstuk ik doel hier op de ingewikkeld heid, maar vooral op de omvang van die problema tiek is het bijna onverantwoordelijk te noemen, mogelijkheden te laten liggen om het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking te verstevigen. Juist op lokaal niveau zijn er veel mogelijkheden. Daarom ook is het van belang dat de problematiek

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 1806