1826
10 NOVEMBER 1983
mogelijk besteden. Wanneer je het geld ook voor
pure bewustwordingsprojecten zou bestemmen, zou
de bestemming veel te beperkt zijn. Het zou een
bestemming zijn met een heel abstract doel voor
heel kleine geïnteresseerde groepen. Ik wijs op de
ervaringen die we wat dat betreft hebben opgedaan.
Het gevaar dreigt dat je, in de formulering van
een voormalige minister van ontwikkelingssamen
werking, in de sfeer van het "preken voor bekeer
den" verzandt. Dat willen wij niet en daarom wij
zen wij het amendement af.
De heer DREEF: Er is nog een vraag die ik via
de heer Taks naar de heer Hofsté heb geprobeerd
toe te spelen, maar waarvan de heer Taks, in ver
band met een andere formulering, afstand nam. Het
C.D.A. is naar ik heb begrepen van mening dat de
voorlaatste zin van het voorstel, waarop ook u,
mijnheer de voorzitter, in uw beantwoording bent
ingegaan, op zeer gespannen voet met het huidige
programakkoord staat. Ik zou op dat punt graag een
nadere verklaring van het C.D.A. willen horen, me
de omdat ik tijdens de behandeling van de materie
in de commissie algemene zaken kennis heb genomen
ik kan niet beoordelen of de desbetreffende op
vattingen goed zijn weergegeven van een krante-
bericht, inhoudende dat het C.D.A. de standpunt
bepaling van de fracties van D'66 en de P.v.d.A.
punt van nader beraad wenste te doen zijn in het
kader van het huidige programakkoord. Het C.D.A.
heeft natuurlijk het volste recht daarover te wil
len praten, maar met het oog op de begroting en in
het kader van de evaluatie van het programakkoord
zou het goed zijn als het C.D.A. zijn standpunt
aan de hand van de voorlaatste zin van het voor
stel in het openbaar zou verduidelijken.
De heer HOFSTé: In het programakkoord staat:
"Mede gebaseerd op de beleidsformulering zal van
jaar tot jaar worden bezien hoeveel eventueel méér
beschikbaar kan worden gesteld.Dat betekent dat