182 17 FEBRUARI 1983 zou ik het bijzonder op prijs stellen als de raad kennis zou kunnen nemen van het rapport dat in opdracht van een onderdeel van een ministerie is opgesteld. Het lijkt mij goed dat de raadsleden de bevindingen van de Nijmeegse studenten eens kunnen inzien. Wethouder WELSCHEN: Er zijn niet veel vragen meer gesteld; er zijn wel stellingen betrokken. Terecht wil de raad weten hoe aan de risicosprei ding wordt gewerkt en terecht wil men bij de be grotingsbehandeling daarvoor aandacht vragen. Ik neem dit als mededeling mee en wij zullen er ons werk wel aan doen. Er is gepleit voor minder technische informa tie en meer aandacht voor de vraag, waarmee we nu in feite ook in grote lijnen financieel bezig zijn. Dit pleidooi is een rode draad die door alle betogen heen loopt. Men zal wat ons betreft worden geconfronteerd met zo eerlijk mogelijke informatie op basis van de feiten zoals ze liggen. Zoals men weet hebben we ruim vóór de besluitvorming van september getallen gepresenteerd die helemaal niet zo leuk waren, maar die echt niet uit geheime bronnen hoefden te komen. Ik denk dat we moeten proberen volstrekt open te blijven en elkaar geen rad voor ogen te draaien als het toevallig anders uitpakt dan een aantal mensen in het verleden heeft gezegd. Ik ben bereid op het moment dat de feiten duidelijk liggen, na te gaan wat de meest logische oplossingen zijn, dit met de raad te be spreken en er voorstellen over te doen. Dat lijkt mij reëler dan nu met elkaar over weet-ik-wat wed denschappen te sluiten. Ik vind dat op zich best leuk, maar wie van deze P.S.P.-fractie mensen van dit college over tien jaar nog tegenkomt, weet ik niet en dan lijkt het onderwerp mij toch iets te belangrijk om er in die zin afspraken over te ma ken. Er zijn van onze kant' op basis van feiten en op basis van garanties aan bewoners heel duidelij ke dingen naar voren gebracht en laten we het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 182