1890
24 NOVEMBER 1983
Voor velen en ook voor ons is er geen betere plek
en geen beter klimaat om te leven. De sfeer, de
levendigheid, zo u wilt de attractie van de stad
is datgene wat de burgers ervan maken en ervan
zullen maken. De hoofdzaak is en blijft dat door
het werk van de burgers, maar niet minder door uw
bestuurlijke arbeid, de mensen zichzelf kunnen
zijn of worden en nooit naast elkaar leven maar
met elkaar. Zojuist is al gezegd dat er in de pe
riode waarin ik burgemeester was, 130 raadsleden
zijn geweest. Drie uwer waren al raadslid toen ik
kwam: de heren Van Dun, Van Duijl en Goos. Overi
gens heeft de heer Van Duijl er gelijk in dat al
leen de beide sprekers gedurende deze zeventien
jaar ononderbroken raadslid zijn geweest.
Voor u, dames en heren, doe ik vandaag mijn
laatste en afsluitend examen. Vierendertig gecom
mitteerden en vijf bijzitters: het is een forum
waarvoor ik dat durf ik wel te zeggen steeds
met inzet heb gewerkt, maar ook, zoals men inder
daad goed heeft gezien, gespannen en zelfs be
schroomd. Die gespannenheid kwam voort uit het be
sef dat aan u het oordeel toekomt. U, dames en he
ren leden van de gemeenteraad, wordt verantwoor
ding afgelegd. Het is aan u, vanuit het maatschap
pelijk kader dat u vertegenwoordigt, te oordelen,
of er juist en of op een behoorlijke wijze is ge
kozen. Zo vereist goed besturen inzicht in de wer
kelijkheid en de belangen van anderen, van uw me
deburgers. Die belangen zijn u toevertrouwd zolang
de bevolking deze bij u veilig weet. De leden van
de gemeenteraad het is u maar al te zeer bekend
moeten hierbij opereren vanuit een achterstands
situatie. Uw informatie kan immers niet anders dan
beperkter zijn en u moet dan ook op hoofdlijnen
toetsen, daarbij het is misschien al te vaak
gezegd de verleiding van het detail weerstaand.
Dit is, denk ik, een noodzaak, wilt u als raadslid
uw grote verantwoordelijkheid en uw daaruit voort
vloeiende bevoegdheden effectief dragen en gebrui
ken. Alleen op deze manier, zo meen ik, verstaat