12 DECEMBER 1983
1936
eveneens aan een kritische evaluatie toe. Ook dit
zou ik bij de besprekingen willen betrekken.
Wij bevinden ons op een ogenblik dat de ver
zorgingsstaat, die zijn vertakkingen op alle ter
reinen van het maatschappelijk leven uitstrekt,
aan een herijking toe is. Dit wordt zowel ter rech
ter als ter linker zijde van het politiek spectrum
erkend. De C.D.A.-fractie is van mening dat de
verzorgingsstaat een maatschappelijke verworven
heid is, maar ook heeft geleid tot bureaucratise
ring, praktisch totale professionalisering van het
verzorgingsapparaat en een sterke nadruk op de ik-
cultuur. Wat daarmee en dat is betreurenswaar
dig op de achtergrond is geraakt, is een zin
volle beleving van de eigen verantwoordelijkheid
in de samenleving; een eigen verantwoordelijkheid
èn verantwoordelijkheid voor elkaar.
De C.D.A—fractie blijft stellen, ook in
slechte tijden, dat vloeren in de bestaansvoorwaar
den koste wat kost gewaarborgd dienen te blijven,
maar ons politiek optreden zal daarbij ook aan
sluiten op èn appelleren aan de verantwoordelijk
heden van mensen en van maatschappelijke verbanden.
Van een verzorgingsstaat zullen we moeten toegroei
en naar een verzorgingsmaatschappij, waarbij we
onverkort willen vasthouden aan de meetpunten van
het C.D.A.: rentmeesterschap, gerechtigheid, soli
dariteit en gespreide verantwoordelijkheid. Ik
verwijs naar onze vorige algemene beschouwingen,
waarin ik hierop uitgebreid ben ingegaan.
Na 15 maanden is het duidelijk, dat het col
lege bij de uitvoering van het beleid het program
akkoord stevig aan de hand houdt. In het hoofdstuk
van de nota van aanbieding, dat toepasselijk "de
kunst van het mogelijke" genoemd wordt, kunnen we
duidelijk onderkennen dat het college tot nu toe,
en met voortvarendheid, uitvoering geeft aan het
programakkoord. Er is zelfs een integraler aanzet
tot een beleidsnota, alhoewel die naar onze mening
niet helemaal uit de verf is gekomen. Onze fractie
wil nog steeds bevestigen dat ze het van grote