12 DECEMBER 1983
1950
beheersing van de servicekosten en zo mogelijk
tot een vermindering daarvan te komen.
Wat betreft de woonruimteverdeling, willen we
kort zijn. Voor een goede en doelmatige woonruim
teverdeling hebben we hier in Breda 0,75 miljoen
per jaar over en dat is nogal wat. Op dit gebied
zijn ook landelijke ontwikkelingen gaande. Wij
doelen hierbij op de plannen van de regering met
betrekking tot een huisvestingswet en een ontwerp
van wet tot wijziging van de LeegstandswetDe
C.D.A,-^fractie vraagt zich af welke invloed beide
gegevens hebben op het genomen raadsbesluit tot de
invoering van de Woonruimtewet 1947
In de structuurschets stedelijke gebieden
wordt duidelijk dat de groeistadsfunctie van Breda
gehandhaafd wordt. Maar praten we nog over dezelf
de functie groeistad als toen we die in 1976 toe
bedeeld kregen? Kunnen we voor 1990 einde
groei stads taak inderdaad voldoen aan onze taak
stelling tot het bouwen van 10.000 woningen in de
Haagse Beemden?
Nog een andere vraag. Hoe verhoudt zich de
keuze stadsvernieuwingbouwen in andere buurten en
Haagse Beemden met het lokatiekeuzevraagstuk?
Wordt dit alleen een weging van geld of gaan we
deze vraagstukken met een andere meetlat te lijf?
Tenslotte,- in het programakkoord stellen we
een onderzoek met betrekking tot taak en functie
van het gemeentelijk woningbedrijf in het algemeen
in relatie tot plaats en functie van woningbouw
verenigingen in het bijzonder aan de orde. Hoever
is het onderzoek hiernaar gerealiseerd en in hoe
verre heeft dit onderzoek te maken met het recen
telijk gestarte project wonen?
Zorgvuldig omgaan met dat wat ons is toever
trouwd, begint thuis en in onze zeer nabije omge
ving, Als wij spreken over milieu, zal er dus een
actief voorlichtingsbeleid voor de burgers van on
ze stad gevoerd moeten worden. Hoever staan we
daarmee en wat doen we eraan?
Hoe slordig we met het milieu in de jaren van