2121
14 DECEMBER 1983
Er is gesproken over de Woonruimtewet 1947 en
over de relatie met de Huisvestingswet en de Leeg-
standswet. Ten opzichte van de raadsdiscussie over
dat onderwerp is de situatie niet essentieel ver
anderd. Met het ministerie wordt overleg gepleegd
over een aantal punten die met de verordening te
maken hebben en ik denk dat we een en ander op de
verwachte termijn aan de raad zullen kunnen voor
leggen. Wanneer dan op rijksniveau een beslissing
wordt genomen, is mij nog niet bekend.
De betogen van de fractievoorzitters bevatten
enige losse opmerkingen waarop ik nu even wil in
gaan. Er is over het woningbedrijf en over de
klantgerichtheid gesproken. De wethouder die zich
wat deze sector betreft: samen met mij -- be
zighoudt met reorganisatie-aangelegenheden, weet
dat het woningbedrijf één van de onderdelen van de
dienst wonen is die we voor zover dat maar kan
vooruit zullen trekken om zowel het financieel be
heer als het cliëntgericht zijn beter te laten
verlopen dan op het ogenblik. In de eerste helft
van 1984 zullen we naar verwachting met een aantal
stappen tot een afronding kunnen komen.
Er is gepleit voor andere woonvormen en voor
een meer op de toekomst gerichte werkwijze. Ten
aanzien van "centraal wonen" valt te melden dat in
de lokatiekeuze een serieuze stap vooruit is gezet
en dat het resultaat dichterbij is gekomen dan
kort geleden het geval leek. De kwestie van "Bas
tion" is genoemd als een voorbeeld. Ik wijs erop
dat de h.a.t.-toedeling op het ogenblik een veel
lager aantal eenheden bevat dan wij hadden ver
wacht, wat problemen voor initiatieven als "Bas
tion" kan opleveren. Er zijn ook nog andere ini
tiatieven om tot woonvormen te komen die niet ge
baseerd zijn op het principe "huis-naast-huis-
naast-huis met elk huis eigen voorzieningen". Ik
noem hier een groep ouderen die een soort verband
willen vormen en die contact hebben met de Stich
ting Gecoördineerd Bejaardenwerk om te proberen
iets van de grond te krijgen en een soort zelfhulp