2147 14 DECEMBER 1983 verantwoordelijkheid te nemen. Toch moet ik hier bij opmerken dat alle culturele voorzieningen in de stad feitelijk voor het doel waarvoor ze in het leven zijn geroepen, basisvoorzieningen zijn. Ik wil hiermee niet de plaats van de openbare bi bliotheek ondergraven, maar ik wil wel zeggen dat het beleid ten aanzien van de openbare bibliotheek niet losgemaakt kan worden van het totale culture le beleid. De oplossing die de heer De Bruijn voor Jus- tinus van Nassau aandraagt overname door de ge meente, samenwerking met het stedelijk museum is niet de onze. Wij zijn van mening, zeker na kennisneming van de nota "Omdat het om mensen gaat"dat de instandhouding van het Justinus een rijkstaak is, dat het een onderdeel van het vol kenkundig museum in Leiden moet blijven en dat dat ook veel voordeliger zal zijn. Ik wijs er daarbij op dat ook naar het oordeel van de minister de musea gespreid dienen te blijven. In deze geest willen wij in het nadere overleg met het rijk de belangen van Justinus van Nassau bepleiten. Wij erkennen wèl dat het instituut van grote betekenis is voor de regio en van nog grotere betekenis kan worden indien na het gevecht over de instandhou ding tot meer samenwerking met de gemeente en an dere stedelijke voorzieningen kan worden gekomen. De heer DE BRUIJN: Ik denk dat de heer Van Asseldonk mij niet goed heeft begrepen. Ik bedoeld dat op het moment dat het rijk het museum afstoot, tot de door ons aangedragen oplossing zou moeten worden overgegaan. De situatie waarin het rijk het museum niet afstoot levert duidelijk een andere context op. Wethouder VAN ASSELDONK: Juist in de onder handelingssituatie zou een uitspraak van het col lege van de gemeente Breda niet zo geweldig zijn. Tegen die achtergrond hoop ik dat de berichten niet doordruppelen naar Den Haag, want dan komt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 2147