15 DECEMBER 1983
2183
De heer DE WERD: En de heer De Bruijn denkt
dat het één het ander uitsluit.' Dat concludeer ik
uit zijn verhaal.
De heer DE BRUIJN: Ik was nog niet klaar. Als
ik even mag doorgaan en u snapt het dan nog niet,
kom dan even terug!
Zoveel als mogelijk is willen wij met alle
partijen misschien is dit dan meteen een ant
woord aan de heer De Werd -- trachten tot overeen
stemming te komen en we zien wel of dat lukt of
niet. Inhoudelijk willen we de zaken bekijken en
niet vanuit een blokvorming. Wij vinden dat geen
juiste zaak. Met onze positiebepaling in dezen ho
pen we ook de heer Dreef en mevrouw Van Rooij
ik herinner aan wat zij in tweede instantie heeft
gezegd gerust te hebben gesteld op het punt van
de plaats die wij innemen.
In het verleden hebben we gehandeld zoals ik
zojuist heb aangegeven en we zullen zo blijven
handelen. Het verheugt ons dat verscheidene frac
ties in deze raad onze inbreng, de inbreng van een
collegepartij, als positief ervaren.
Dan terug naar de zaken. Alle partijen hebben
deze begrotingsbehandeling gekenschetst ik vat
het nu zelf even samen -- als niet doenlijk. De
motie die wij als eerste hebben ingediend (motie
nr, 2) is er dan ook op gericht aan deze "verto
ning" een zinvollere invulling te geven. Wij heb
ben van het college begrepen dat deze motie onder
werp van gesprek kan zijn bij het fractievoorzit-
tersoverleg dat in januari zal worden gehouden.
Als we mogen concluderen dat de strekking van de
motie serieus bij bedoeld overleg kan worden be
trokken, zullen wij de motie intrekken. Dat scheelt
er dan al één!
Op het gebied van de financiële problematiek
noem ik eerst enige vragen die onbeantwoord zijn
gebleven
1. het "gat" in het budgetegalisatiefonds
stadsontwikkeling