24 FEBRUARI 1983 310 zijn, op grond waarvan zij van mening zijn dat een afwijking wenselijk is. Nadat ik hun argumentatie heb gehoord zal ik in tweede termijn nog uitvoerig bij dit onderwerp stil staan. De heer SIMONS: Het heeft, denk ik, weinig zin het verhaal van Luce Paulussen te herhalen. Ik beperk mij tot de opmerking dat ik de opmerkingen van mevrouw Paulussen ik word erop geattendeerd dat ik tijdens de vergaderingen "mevrouw Paulussen" moet zeggen kan ondersteunen. De heer DE WERD: De heer Dikhoff ik zeg dit met respect voor zijn functioneren zit nu al 26 jaar in het college voor de verlening van bijstand. Hier is sprake van een zo langdurige continuïteit, dat je je afvraagt of het niet zin nig is enig vers bloed toe te voegen. Ik wijs er op dat de gemiddelde leeftijd 50 jaar is en dat van het bijstandscollege niemand deel uitmaakt die zelf in een bijstandssituatie verkeert, terwijl toch bij het EnWa-bedrijf en in andere gemeente lijke verbanden over het meer bij het beleid be trekken van de gebruikers wordt gesproken. Naar mijn mening zou de lijn die bijvoorbeeld bij het EnWa-bedrijf wordt gevolgd, ook ten aanzien van het college voor de verlening van bijstand in acht moeten worden genomen. Er is alle reden om ervoor te zorgen dat het beleid mede kan worden bepaald door jongeren en door mensen die met de werkelijke problemen van het hebben van een bijstandsuitke ring te maken hebben. De heer DE BRUIJN: Ik heb mij verbaasd over de opmerking op bladzijde 2, inhoudende dat het college meende het opstellen van een definitieve voordracht te moeten uitstellen tot na het moment dat de fractiestandpunten waren medegedeeld. Van mevrouw Paulussen heb ik begrepen dat het hier gaat om de fracties die in het college vertegen woordigd zijn. Het zou misschien prettig zijn ook

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 310