321 24 FEBRUARI 1983 voor wat die is. Ik heb duidelijk gesteld dat wanneer de raad voor de volgende periode bepaalde criteria als uitgangspunt wil hebben ik er graag toe bereid ben daaraan medewerking te verlenen. Mevrouw Pau- lussen heeft daaraan terecht gerefereerd en zij mag te gelegener tijd daarop ook terugkomen. Volledigheidshalve moet ik nog zeggen dat de eventuele indruk dat de selectiecommissie unaniem tot deze voorstellen is gekomen onjuist is, zodat ik mevrouw Paulussen daarin gelijk moet geven. Overigens ben ik ervan overtuigd dat de raad de onderliggende stukken, die ter visie hebben gele gen, zal hebben gelezen, waaruit blijkt dat de grootst mogelijke meerderheid van de commissie op dit standpunt stond. Voor zover dat niet bekend mocht zijn wil ik dat nog eens nadrukkelijk sti puleren. Ik vind het jammer dat de Partij van de Ar beid, de P.S.P. en de P.P.R. van mening zijn blan co te moeten stemmen, want een blanco stem zegt zo weinig. Ik respecteer echter de mening van de ze fracties. In een eerder verband heb ik iets dergelijks eveneens moeten meemaken, zodat ik er wel aan gewend ben. Voor wat betreft de motie meen ik namens de meerderheid van het college te kunnen zeggen dat het verzoek van de Partij van de Arbeid zoals weergegeven onder punt 4 van de motie het onderha vige standpunt overstijgt. Onder dit punt wordt extra aandacht voor jongeren in bestuurscolleges in het algemeen gevraagd, iets wat mijns inziens in zijn algemeenheid ook door het college wordt gepraktiseerd. Naar aanleiding van het verzoek on der 2, namelijk om bij tussentijdse vacatures in het college voor de verlening van bijstand jonge ren voorrang te geven, kan ik uiteraard geen toe zegging doen, want het is de raad die via stem ming bepaalt wie in geval van een vacature in het college voor de verlening van bijstand moet worden benoemd. Wanneer ik aan dit verzoek tegemoet zou

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 321