10 HAAKT 1983
425
Crul op dat ik niet over de persoon van de heer
Van Asperen heb gesproken; ik heb daarover aeen
woord gezegd.
De heer CRUL: De heer Van den Wijngaard sprak
over beschadiging van mensen en hij stelde dat in
onze richting.
De heer VAN DEN WIJNGAARD: Ik sprak daarbij
over punt 8 en ik doelde op het personeelsbeleid.
De heer CRUL: Nee, de heer Van den Wijngaard
sprak daarover toen hij inging op punt 7, waarin
wordt voorgesteld het voorstel terug te nemen. De
heer Van den Wijngaard noemt dat onjuist, omdat
hij van mening is dat hierdoor mensen worden be
schadigd. Op wie kan hij dan anders doelen dan op
degene over wie we het op dit moment hebben? Ik
werp die beschuldiging ver van mewant wij zijn
niet de veroorzakers van de kwestie die nu aan de
orde is, die is duidelijk door het college veroor
zaakt en het college heeft daarvoor ook de verant
woording op zich genomen.
Zowel door de heer Van den Wijngaard als door
de heer Berkhout is op de motie ingegaan, zij het
dat van de kant van de V.V.D. over de inhoud van
de motie in wezen niets is gezegd. Ik vind dat te
betreuren, want als een politieke fractie in de
raad besluit niet met een motie mee te gaan, moet
zij mijns inziens ook de argumenten daarvoor op
tafel leggen.
De heer TEN WOLDEIk wil de heer Crul wel
enige duidelijkheid verschaffen. Zoals dat regel
matig het geval is, is ook nu een rommelige motie
ingediendwaarin meerdere dingen met betrekking
tot verschillende besluitvormingen worden gecon
stateerd. Onder meer wordt in de motie opgemerkt
dat in de ambtelijke top geen vrouwen werkzaam
zijn, waarop door de heer Van Dun is ingegaan,
terwijl voorts wordt gesteld dat de vroegtijdige