10 MAAR! 1983 42" iemand die zelf dat soort dingen heeft gedaan niet het recht heeft een motie als deze mede te onder tekenen, maar het gaat er ons om dat dergelijke isituaties bij herhaling voorkomen. Ik herinner hierbij aan de centrale verkeersregeling, aan de zaak van wethouder Van Asseldonk met betrekking tot de werkgelegenheid, aan de kwestie van Luce Paulussen inzake welzijn, aan de zaak rond het college voor de verlening van bijstand, waarbij wethouder Römkens was betrokken, aan kwesties waarmee de burgemeester was gemoeid etcetera. Er kan een lange rij van zaken worden opgenoemd. De VOORZITTER: Ik verzoek de raad nu echt naar de heer Crul te luisteren De heer CRUL: U kunt het nu wel belachelijk maken De VOORZITTER: Nee, dat mag niet. De heer CRUL: Ondanks de ernst van deze zaak wordt vaak geprobeerd haar in het belachelijke te trekken, terwijl men op de argumentatie die aan de motie ten grondslag ligt niet ingaat. Mede ge hoord geluiden vanuit de stad wordt de raad als een bijwagen van het college gezien en als je zo iets moet constateren is er toch wel iets aan de hand. Inderdaad moet worden gesteld dat wij bij herhaling met betrekking tot belangrijke zaken niets meer konden terugdraaien. Met name in ver band met de zaak rond de centrale verkeersregeling heeft het college naar aanleiding van vragen van Jan van Asseldonk toezeggingen gedaan, die ook op papier staan. Er is toegezegd dat iets dergelijks niet meer zou gebeuren. Ook tijdens de onderhande lingen rond het programakkoord is duidelijk gezegd dat de raad vroegtijdig zou worden ingeschakeld; het college heeft verklaard hiernaar te zullen streven en deze toezegging te zullen nakomen. Ik wil ook nog even terugkomen op punt 4 van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 427