430
10 MAART 1983
gaat dan om hetzelfde excuus dat ik in de commis
sie heb gemaakt.
De heer Crul volhardt in zijn boosheid. Ik
merk in zijn richting op dat mijn reactie naar
aanleiding van het door hem gestelde over de cij
fers met name werd veroorzaakt door de wijze waar
op hij het bracht. De heer Crul is kennelijk niet
te overtuigen en blijft in de mening verkeren dat
ten koste van arbeidsplaatsen twee secretarissen
aan de praat worden gehouden. Je kunt deze kwestie
van verschillende kanten benaderen en de meest
simpele is de volgende. Wij hadden ook een voor
stel ter tafel kunnen brengen waarin wij aangaven
dat de gemeente met bepaalde problemen wordt ge
confronteerd en dat een gemeente met een omvang
als deze een adjunct-secretaris behoort te hebben,
reden waarom wij zouden voorstellen een adjunct
secretaris te benoemen. Dat zou doodnormaal zijn
geweest; ik meen dat Breda één van de laatste ge
meenten van deze grootte is waarin pas nu een ad
junct-secretaris wordt aangesteld. Moet in zo'n
geval worden gesproken van het aan de praat houden
van twee secretarissen, ten koste van andere ar
beidsplaatsen? Ik vind dat niet reëel. Hier ligt
het echter nog anders, want in feite komt de posi
tie van de directeur van beplantingen vrijgelet
op de operatie ten aanzien van de milieudienst; er
komen niet twee directeuren, er komt er maar één
en de heer Van Asperen willen wij tot gemeentese
cretaris op termijn benoemen. Derhalve is het on
juist dat de heer Crul vanuit deze attitude in de
ze tijd dergelijke berichten naar buiten brengt.
Daarom heb ik groot bezwaar tegen zijn opstelling
en tegen zijn motie.
De heer DREEF: De heer Crul heeft zojuist in
de nadere toelichting van zijn motie kenbaar ge
maakt dat blijkens signalen vanuit de stad volgens
de Bredase samenleving de raad maar een beetje
achter het college aanloopt, wat ik een feit van
grote politieke betekenis vind. Het lijkt mij