456 14 MAART 1983 De heer TEN-WOLDE: De heer Römkens wijst er op, dat ik hier vanavond namens de V.V.D.-fractie als tweede spreker aan het woord kom. Het zal vol strekt duidelijk zijn, dat mijn fractie over deze situatie uitermate verheugd is. De heer DREEF: Met tien stemmen meer zouden wij tweede zijn gebleven! De heer TEN WOLDE: Ik begrijp dat de situatie de heer Dreef pijn doet! Ik zal mij beperken tot een aantal algemene Bredase politieke zaken en uitdrukkelijk afstand nemen van beschouwingen over buitenlandse politieke aangelegenheden, waar mijn fractie dergelijke beschouwingen, die ook hier wel eens naar voren komen, in het kader van hetgeen ons in de gemeente te doen staat niet zo relevant acht Opnieuw staan we met ons allen aan het begin van de begrotingsbehandelingen. Opnieuw storten we ons in een schier eindeloze reeks van constaterin gen en opmerkingen. Opnieuw zal het moeilijk zijn de bokken van de geiten te scheiden of door de bomen het bos nog te zien. Een schier eindeloze reeks van taken welke de overheid, in dit geval de gemeente, wordt opgelegd. Ik heb weieens de nei ging me af te vragen waarmee we bezig zijn: kunnen we dit allemaal wel verwerken, kunnen wij dit in de toekomst blijven behappen? Centrale vraag voor de toekomst blijft: hoe houden we het systeem overeind? Een paar weken ge leden vroeg iemand me of ik wist hoe een raadslid tegen de begroting aankeek, een zeer interessante vraag. Dan probeer je een antwoord te formuleren, maar op voorhand weet je dat het per definitie on juist is. Hij zei: "Dat moet je vergelijken met de wijze waarop een bezoeker in het Rijksmuseum naar de Stier van Potter kijkt en dan zegt dat de koe geen uier heeft" Er zijn vele uitzonderingen op deze regel, hetgeen de heer Goos hij is veel deskundiger

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 456