508
14 MAART 1983
In de loop van de geschiedenis is door aller
lei oorzaken het beeld dat werken moét en dus
goed is en niet werken slecht, gevestigd en ver
sterkt. Dit beeld moet fundamenteel worden her
ijkt, zeker in een maatschappij waarin als gevolg
van een schoksgewijze verandering een belangrijk
percentage van de bevolking geen betaald
werk heeft, domweg doordat het in die vorm niet
wordt en binnen afzienbare tijd ook niet zal wor
den aangeboden. Daarom zijn naast een andere men
taliteit welzijnsvoorzieningen dringend gewenst.
De veranderingen in opvattingen kunnen wellicht
toekomstige generaties geheel en de huidige jonge
generatie nog ten dele ten goede komen. Voor de
ouderen onder ons, opgevoed in het "oude" arbeids
ethos, ligt hierin helaas geen soelaas.
Naast mentaliteitsveranderingen is het van
belang de in de eerstkomende jaren schaars blij
vende arbeid eerlijk te verdelen. Daarnaast zijn
er vele behoeften die door gebrek aan middelen nu
niet kunnen worden gedekt, maar waarvoor wel een
oplossing moet worden gezocht. Daarentegen moet
in het midden van de negentiger jaren een ele
ment in de discussie van de laatste tijd, dat
volledig onderbelicht blijft rekening worden
gehouden met de omstandigheid dat het aanbod van
jonge werkzoekenden ernstig zal afnemen als ge
volg van de te constateren sterke daling van het
geboortecijfer. Bij de beleidsoverwegingen moet
daarmee thans reeds ernstig rekening worden gehou
den.
Oplossingen voor het werkgelegenheidsvraag
stuk op korte termijn worden veelal gezocht in
twee richtingen, die ons allen bekend zijn:
1. arbeidstijdverkorting, bevordering deeltijdar
beid, enzovoorts;
2het initiëren van nieuwe ondernemingen (nieuwe
produkten, nieuwe markten)
De consequentie van punt 1 is inleveren van
soms een fors stuk inkomen. Het probleem bij
punt 2 is het vooraf niet kunnen inschatten welke