„552 16 MAART 1983 staten zijn verleend. Naar mijn oordeel is het vanzelfsprekend en heel reëel dat deze regelingen toepassing op het lokale vlak vinden. Daarover mag geen twijfel bestaan. Eerder is in deze raad in ander verband over dit onderwerp gesproken: ik meen dat bij die gelegenheid een meerderheid van de raad het zojuist door mij geformuleerde stand punt heeft onderschreven. jaarlijks wordt gesproken over het functione ren van de gemeenteraad: een uiterst belangrijk onderwerp waarmee wij allen, inclusief het college van burgemeester en wethouders en ik, te maken hebben. Alle in dit verband te noemen onderwerpen mevrouw Van Rooij is erop ingegaan zoals vergaderfrequentie, vergaderduurinschakeling van commissies, het tijdstip van inschakeling van com missies, de indiening van moties en de deelneming van niet-raadsleden aan het commissiewerk, zijn voortdurend aan de orde. De raad heeft zich via het programakkoord verplicht binnenkort over deze en soortgelijke punten te spreken. Mevrouw Van Rooij, die over een periodieke verplichting tot evaluatie heeft gesproken, zal het met mij eens zijn dat niet lang geleden in dit opzicht met de fractievoorzitters duidelijke afspraken zijn ge maakt; ik hoop dat die binnen afzienbare tijd kun nen worden gerealiseerd. Ook in de commissie alge mene zaken waren we overigens tot afspraken geko men. Het spreekt vanzelf dat de gedane toezeggin gen zullen worden gehonoreerd. Van groot belang in dit verband zijn de fi guur van delegatie en de wenselijkheid dat de raad zich met hoofdlijnen bezighoudt. Men zal het met mij eens zijn ook daarover is al eerder gesproken dat delegatie met alles wat ermee verband houdt, heel duidelijk haar wettelijke be perkingen kent. Ik meen te kunnen zeggen dat die wettelijke beperkingen in Breda zijn bereikt. Wij hebben ongelooflijk veel gedelegeerd en er kan nagenoeg niets meer aan worden toegevoegd. Dit betekent dat de omvang van het werk van de raad

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 552