578
16 MAART 1983
een notitie over in voorbereiding en die wil ik
best met de commissie middelen en milieu bespreken.
Tot slot een tweetal opmerkingen van redelijk
persoonlijke aard. In de eerste plaats hebben mij
bij deze begrotingsbehandeling enige signalen be
reikt, inhoudend dat men de portefeuille van deze
wethouder nogal groot vindt. Laat ik nu één keer
in deze openbare vergadering zeggen dat deze wet
houder nooit alles wat hij in zijn portefeuille
aantreft, heeft gewild. Het is het politieke spel
der krachten dat ervoor heeft gezorgd dat in deze
portefeuille naar mijn mening (te) veel dingen
bijeen zijn gekomen, hetgeen tot een redelijk on
evenwichtige samenstelling heeft geleid. De mensen
die indertijd bij de onderhandelingen betrokken
zijn geweest, weten hoe dat is gegaan. Ik stond
niet om die hele handel te springen; overigens
doe ik het met graagte. Naar mijn persoonlijke
mening moet de conclusie niet zijn dat dat we van
vijf tot zes wethouders moeten komen. Ik denk dat
je ook te gelegener tijd misschien komt die
gelegenheid wel eens tot een wat andere verde
ling zou kunnen komen als de gemeentelijke reorga
nisatie in gang is gezet. Overigens vind ik wèl
dat het in de commissie middelen en milieu niet
meer om te harden is, en ik denk dat men het wat
dit betreft met mij eens zal zijn. Het aantal
agendapunten is uitermate hoog en er worden steeds
agendapunten uitgesteld en opgekropt. Mijn per
soonlijk gevoelen, gedeeld door onze ambtenaren,
is dat de gang van zaken niet gezond kan worden
genoemd. Een en ander heeft er, zoals dat in de
gemeente gaat, toe geleid dat we een werkgroep in
het leven hebben geroepen, bestaande uit de se
cretaris, de heer Adriaansen, de heer Van der
Veeken en de heer Van Asperen, die op korte ter
mijn een stuk zal opstellen aan de hand waarvan
we de commissie kunnen confronteren met de vraag
hoe zij het in de toekomst gehad had willen heb
ben. Op dezelfde voet verder gaan is naar onze
mening niet mogelijk.