16 MAART 1983
579
Mijn tweede slotopmerking is de volgende. Het
verheugt mij dat de P.S.P. het blijkens haar alge
mene beschouwingen op prijs stelt dat er tenminste
nog één leuk ding aan Van Dun is: hij trekt gekke
bekken, of je kunt iets aan hem zien. Dat is pret
tig; ik moet zeggen dat het genoegen niet altijd
wederzijds is. Ik heb er verder volstrekt begrip
voor dat men om zich politiek te profileren wel
eens een afzetpunt nodig heeft. Ik heb er geen en
kel bezwaar tegen, voor de P.S.P. als zodanig te
functioneren, maar ik wil wêl dat er eerlijk spel
wordt gespeeld. Hierover zeg ik ongeveer hetzelfde
als ik eerder al over de "gouden handdrukken" heb
gezegd. Ik vind het niet juist terwille van de
lieve kiezertjes of de publiciteit te zeggen: "die
man is wethouder geweest," en daarmee dan allerlei
affaires in verband te brengen. Men spreekt prak
tisch zonder uitzondering over zaken die onderwerp
van unanieme collegebeslissingen zijn geweest, be
halve in het geval van de N.S.A.W., een organisa
tie in verband waarmee plotseling óók een affaire
blijkt te bestaan! Voor het overige liggen er una
nieme collegebesluiten en ik vind het onder de
maat die nu zonder meer aan één wethouder toe te
dichten. Men zegt vervolgens dat er een wethouder
van de Partij van de Arbeid moet komen om de rot
zooi op te knappen. Dat is het leven van alledag,
dat heet continuïteit in het bestuur en ik wil
hier ook een keer hardop zeggen dat die wethouder
de lasten, maar ook de lusten van het overnemen
van die portefeuille heeft. Tenslotte zegt men dan
nog dat Van Dun alweer bezig is met nieuwe affai
res, bijvoorbeeld in het geval van de "gouden
handdrukken". Ik vind dat niet eerlijk, men kan
dergelijke uitspraken niet hard maken. Ik kan ook
voor de P.S.P. achting opbrengen en ik vind deze
uitspraken zelfs de P.S.P. onwaardig.
Wethouder SANDBERG: Het waren de woorden van
de fractievoorzitter van het C.D.A.mevrouw Van
Rooij"Het bestaan is onzeker geworden." Overigens