16.ÜAART 1983
587
onderwijsgevenden in het buitengewoon onderwijs.
Door een juiste instelling van personen, door goe
de afspraken en door gewenning aan een nog onbe
kend verschijnsel zijn naar ik meen de geopperde
bezwaren wel te beperken. Overigens acht ik mij
gehouden aan de afspraak dat een eventueel voor
stel aan de raad eerst zal worden overlegd met het
onderwijsveld. Dat proces is in gang en ik neem
mij voor tijdig vóór het nieuwe schooljaar hiero
ver de besluitvorming rond te krijgen.
De heer DE WERD: Betekent dit ik heb het
ook in mijn algemene beschouwingen gevraagd -- dat
het voorstel vóór 1 mei kan passeren?
Wethouder SANDBERG: Heel specifiek in de
richting van de heer De Werd: ik ben best bereid,
aangenomen dat de raad daarmee instemt, het open
baar onderwijs in dat kader een voortrekkersrol te
laten vervullen, maar daartoe is behandeling vóór
1 mei aanstaande niet nodig. Opzegtermijnen zijn
in dit verband van veel minder belang. Wanneer men
werkelijk wil overgaan tot een deeltijdbaan, be
hoort ieder gewenst ogenblik tot de mogelijkheden.
Ik hecht veel meer waarde aan een goede inhoude
lijke discussie binnen het onderwijsveld dan aan
pogingen om er liefst vóór 1 mei een formeel
besluit van deze raad door te jassen. Ik zeg toe
dat vóór de zomervakantie, na een behoorlijke in
houdelijke discussie, besluitvorming in de raad
zal plaatsvinden. Het gaat mij niet om de formele
besluitvorming in de raad sechet gaat met name
om de acceptatie in het onderwij sveld nadat de
raad het licht op groen heeft gezet. Daar streef
ik naar en dan is de termijn van 1 mei van veel
minder belang.
De heer DE WERD: Akkoord.
Wethouder SANDBERG: Ik kom toe aan de sector
"werken", de economische zaken. Ook hier geldt dat