600
16 MAART 1983
inkomensgroepen modaal en lager registreert, een
heel hard gegeven op tafel leggen wanneer het
straks in de sfeer van contingentenaanvragen naar
de adviserende provincie en naar het rijk gaat. Ik
zou willen bepleiten dat ook de andere gemeenten,
in Brabant het Brabantse contingent wordt mede
in de richting van Breda verdeeld maar zeker in
de regio, een soortgelijke registratie van de fei
telijke woningbehoefte op tafel brengen. Ik kan
mij namelijk niet aan de indruk onttrekken dat in
Brabant woningbehoefte heel verschillend wordt be
leefd en dat de ter beschikking gestelde contin
genten in het ene geval leiden tot toch nog bij
zonder lange wachttijden van mensen die we echt
urgent woningzoekend moeten noemen, terwijl ze in
het andere geval tot gevolg hebben dat mensen re
latief gemakkelijk woningen krijgen, ik denk dat
de feitelijkheid en de berekeningsmethodieken
niet met elkaar overeenstemmen. Dat is een erg
hard punt. We zullen duidelijk moeten maken hoe
de behoefte nu wèl ligt.
Het tweede dat je bij teruglopende contin
genten moet doen naast het hard maken van de
behoefte is proberen andere wegen te vinden.
Breda heeft daarvoor in de vorige periode zijn
nek uitgestoken, door eigenlijk als enige in Ne
derland na te gaan of je in de goedkopere vrije
sector iets met aanvaardbare kwaliteit en met
aanvaardbare huurprijzen kunt bouwen. Dat experi
ment wordt juist landelijk zeer goed bekeken, om
dat iedereen wel voelt dat het eigenlijk onver
mijdelijk is een dergelijke aanpak wat structure-
ler te gaan maken. De vraag, hoe je dat moet doen,
is door niemand nog goed beantwoord. In een over
leg dat ik zaterdag jongstleden in het gebouw van
de Nationale Woningraad met een aantal woningbouw
verenigingen mocht hebben, werd duidelijk dat
iedereen ontzettend bang is voor de problemen die
eraan vast zitten. Men ontkent niet dat goedkoop
bouwen mogelijk is: wij hebben dat uit de aange
boden woningtypen kunnen concluderen en de