16 MAART 1983 615 heeft terecht in de algemene beschouwingen kriti sche aandacht gekregen. Juist in deze tijd van ma teriële beperking en soms ook terugval, werkloos heid en dergelijke, is het welzijn van groot be lang, en daarmee ook een gericht overheidsbeleid. Het C.D.A. doet een beroep op ons college om met kracht samenhang in beleid en uitvoering te bevor deren, een samenhang die vooral duidelijk moet zijn voor bewoners en gebruikers. Het college on derstreept dan ook het appèl van het C.D.A.ver woord in een motie, om tot eenvoudige en begrijpe lijke welzijnsplanning te komen. Wij bevinden ons wat dat betreft als college in goed gezelschap, want ook de adviescommissie voor het rijk die zich in verband met de proefgebieden met deze materie bezighoudt, is tot deze conclusie gekomen. Naar aanleiding van soortgelijke opmerkingen bij de be handeling van plan en programma hebben wij overi gens al besluiten genomen om na te gaan op welke wijze in het bijzonder het buurtgericht sociaal- cultureel werk in dit verband een grotere samen hang kan krijgen. Hierover zal op korte termijn de commissie welzijn I worden geïnformeerd en zullen wij in contact treden met bewonersgroeperingen, buurtstichtingen en instellingen. Ik sprak zoéven over welzijnsbevordering door overheid èn instellingen, daarmee de gezamenlijke taak, opdracht en verantwoordelijkheid uitdrukkend Het spreekt vanzelf dat wij daarbij in de verhou ding tussen overheid en particulier initiatief onze eigen verantwoordelijkheid willen waarmaken, doch ook de specifieke en eigen verantwoordelijk heden van instellingen zullen respecteren en daar toe werkbare voorwaarden willen scheppen. Het col lege deelt in dit verband niet het oordeel van de V.V.D. dat het welzijnsgebied één groot ongecoör dineerd terrein zou zijn. Deze kwalificatie doet naar onze mening onvoldoende recht aan het door de overheid zelf gevoerde beleid, neergelegd in dui delijke beleidsnota's. Evenmin doet zij recht aan de inzet en de uitvoering die door het particulier

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 615