657
17 MAART 1983
noemen?
De heer TEN WOLDE: Nee, ik stel dat dit soort
problemen vaak vooral door emoties naar voren wor
den getrokken, hetgeen tot een overaccentuering
van het probleem leidt. Bovendien heeft het colle
ge de betreffende notitie een paar maanden geleden
al toegezegd, zodat wat dit betreft de vraag een
open deur intrapte. Zoals ik al stelde heeft mijns
inziens deze vraagstelling te maken met de interne
beoordeling van de problematiek door het C.D.A.;
in verband daarmee wordt die nu tot item verheven.
Het heeft mijn fractie voorts wat pijn gedaan
dat in de algemene beschouwingen van het C.D.A.
wederom bepaalde opmerkingen met betrekking tot de
portefeuille onderwijs zijn gemaakt. Bij de colle
gevorming leverde het geven van deze portefeuille
aan een liberaal al een moeilijke bevalling op. Ik
ben er voor 100% van overtuigd dat het godsdienst
onderwijs van de heer Sandberg geen onevenredig
geringe aandacht krijgt, zodat bij het C.D.A. geen
verontrusting behoeft te bestaan over de beleids
voering door de nieuwe wethouder van onderwijs.
Het contrast tussen het antwoord van de heer
Welschen en de rede van de heer Dreef was wel erg
groot. De heer Dreef bedreef in wezen landelijke
politiek en bracht de constatering naar voren dat
het college een regeringsondersteunend beleid
voert. Hij vroeg zich af of de P.v.d.A.-vertegen
woordiger wel in dit college zou kunnen blijven
functioneren. De heer Welschen zei daarop dat hij
best in het college kan functioneren, tegen de
achtergrond van de plaatselijke politieke omstan
digheden. Wij beschouwen dit duidelijk als be
stuurlijke moed in het kader van de plaatselijke
politiek. Het verhaal van de heer Dreef moeten wij
kenschetsen als leuk voor de achterban, maar het
getuigde van volstrekte onbewustheid van de huidi
ge moeilijke economische situatie. Wij kennen dit
echter al lang van P.v.d.A.-bestuurders. Ik wil de
heer Dreef adviseren een bepaald stuk van de heer