17 MAART 1983
684
Voor wat betreft wethouder Welschen wil ik
eerst ingaan op zijn opmerking dat de discussie
over een eventueel spreidingsbeleid bij de bespre
king van de nota inzake de verre burgers van Breda
dient te worden gevoerd. Wij delen zijn mening op
dat punt niet, omdat in de toelichting op de be
groting daarover een opmerking staat waaruit wij
menen te kunnen opmaken dat er een aanzet in die
richting wordt gegeven. Wij willen dan ook de dis
cussie daaromtrent niet afwachten en wij zullen
onze motie ten aanzien daarvan handhaven.
Over de inspraakcontracten heeft de wethouder
gezegd dat daaraan wordt gewerkt. Wij kunnen daar
alleen maar blij om zijn, maar willen nog wel vra
gen op welke termijn wij via de commissie hierover
zullen worden geïnformeerd.
Uw verhaal over de huurinhaal en de huurhar-
monisatie klopt volgens ons niet geheel. Van de
zijde van het rijk wordt de gemeente geen enkele
verplichting opgelegd om dit soort huurverhogingen
door te voeren; er zijn slechts aanbevelingen ge
daan. Wij menen dan ook dat de gemeente in dezen
Roomser wil zijn dan de Paus, omdat zij bang is de
subsidiestroom in gevaar te brengen. Naar onze me
ning moet de gemeente echter de confrontatie aan
gaan en desnoods via de Raad van State procederen.
De wethouder is voorts ingegaan op onze motie
inzake de stadsvernieuwingspot. Het is niet zijn
voornemen te gaan werken op de wijze waarop dat in
Den Haag gebeurt, maar kan hij ook duidelijk maken
welke ideeën hij dan wel heeft?
Met zijn toezegging dat er geen woningwetwo
ningen zullen worden verkocht kunnen wij slechts
blij zijn.
Ik wil vervolgens nog even reageren op wat
mevrouw Van Rooij over vrouwenemancipatie heeft
gezegd. Wij meten de vrouwvriendelijkheid van de
maatschappij niet af aan de situatie in de Derde
Wereld of aan bepaalde godsdiensten, maar wij pro
beren de ideeën van de linkse vrouwenbeweging hier
in de raad te vertalen. Dat betekent dat wij niet