693 17 MAART 1983 De heer Simons heeft een vraag gesteld be treffende de concept-nota over ontwikkelingssamen werking. Volgens het programakkoord bestaat de af spraak om die ter kennis te brengen aan de partij en die dit akkoord hebben getekend. Vervolgens heeft de heer Dreef iets gezegd over mijn zijns inziens te formele opstelling met betrekking tot de vergoedingen. Naar mijn mening zou het niet juist zijn indien ik mij ten aanzien daarvan niet formeel zou opstellen. In dat geval zou u mij zeer terecht het verwijt kunnen maken dat de dingen niet gebeuren zoals wij dat met el kaar hebben afgesproken. U mag in dezen dan ook niet van een te formele opstelling spreken. Het is niet uitgesloten dat zich in de toekomst op dit punt wijzigingen zullen voordoen, maar wij dienen op dit moment de thans geldende regelingen en af spraken na te komen. Voor wat betreft de inspraaknota zeg ik toe dat die zo gauw dat maar enigszins mogelijk is zal worden uitgebracht. Tenslotte wil ik ingaan op een zeer directe vraag van de kant van mevrouw Van Rooij naar de homogeniteit van het college van burgemeester en wethouders. Ik kan zeggen dat daarvan sprake is, conform de verlangens die nog maar een halfjaar geleden bij de opstelling van het programakkoord zijn uitgesproken. Homogeniteit wil niet zeggen dat ook altijd eenstemmig over de zaken wordt ge dacht, hoewel er niet veel wordt gestemd. Uiter aard betekent die homogeniteit ook niet dat er geen verschillen van opvatting, met name politieke verschillen van opvatting, zouden zijn. Wel kan zeker van dit college worden gezegd dat wij werken zonder vooringenomenheid. Ik meen dat dit ook con form uw bedoelingen is inzake de wijze waarop een stad dient te worden bestuurd. Wethouder VAN DUN: Van de zijde van het C.D.A. zijn naar ik meen geen vragen in mijn richting ge steld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 693