705
17 MAART 1983
de drie vragen van de heer Dreef in mijn beant
woording uitvoerig aan de orde geweest en ik be
grijp ook niet hoe hij nu kan stellen dat ik niet
over het regeringsbeleid heb gesproken. Ik kan mij
zelfs herinneren te hebben gezegd dat ieder kabi
net, van welke signatuur dan ook, onder deze om
standigheden besluiten zal moeten nemen die voor
de lagere overheid bepaald niet altijd even aange
naam zijn. Ook over inkomen en werk heb ik uitvoe
rig gesproken, zij het wellicht wat minder dat
geef ik toe over het inschakelen van de burge
rij Wat dat betreft sluit ik mij evenwel graag
aan bij de woorden die door andere collegeleden
aangaande deze materie zijn gezegd.
Er is gevraagd wanneer het onderwijsstimule-
ringsplan in de raad komt. Het preadvies waarin
wij de raad voorstellen deze kwestie met voorrang
te gaan aanpakken komt zeer snel in de raad ter
behandeling, maar dan is er alleen nog maar spra
ke van een voornemen. Als de raad daarin bewilligt
gaan wij tot die snelle aanpak overtezamen met
een aantal andere participanten waaronder de S.A.D.
en het onderwijsveld. Op dit moment durf ik nog
niet veel te zeggen over het tijdstip waarop het
onderwijsstimuleringsplan gereed kan zijn, maar
wel zeg ik toe de commissie onderwijs regelmatig
over de voortgang te zullen informeren.
De heer Dreef en de heer Hendricks hebben ge
sproken over een nieuwe visie op arbeid, op werken
danwel niet werken. Misschien moet ik inderdaad
het artikel van de heer Kuijpers over dit onder
werp nog eens nalezen; er verschijnen overigens
zeer veel artikelen aangaande deze materie. Er
zal een nota inzake werken met behoud van uitke
ring worden uitgebracht, die evenwel natuurlijk
geen antwoord zal geven voor wat betreft de andere
beleving van arbeid in deze samenleving daarbij
gaat het mijns inziens ook met name om een menta
liteitskwestie maar met die nota wordt toch
wel weer een stapje verder gegaan in een bepaalde
richting. Wij zullen mijns inziens met elkaar, op