715
17 MAART 1983
voren gekomen. Ik- heb toen de toezegging gedaan
dat met betrekking tot het plan en programma voor
1984 duidelijkheid zou worden gegeven omtrent de
wijze waarop de geldstromen naar buurten en wijken
zich zouden manifesteren. Blijkbaar is het de heer
De Werd tevens ontgaan dat naar ik gisteren mee
deelde het college reeds een besluit heeft genomen.
Op 10 februari is de betreffende toezegging aan de
raad gedaan en op 10 maart heeft het college er al
in principe toe besloten samen met instellingen in
het bijzonder het buurtgericht sociaal-cultureel
werk in een meer samenhangend geheel te gaan bena
deren. Voor mijzelf meen ik hieruit te mogen con
cluderen dat het college met voortvarendheid de
eerder gedane toezeggingen waarmaakt.
De heer DE WERD: Ik heb ook nooit beweerd dat
er in die richting geen initiatieven worden ont
plooid. Wel heb ik gesteld dat nu niet kan worden
gesproken van een gecoördineerd beleid en dat nu
evenmin duidelijk is wat er precies per wijk ge
beurt.
Wethouder RöMKENS: Ik ben ongetwijfeld giste
ren niet voldoende duidelijk geweest. Ik heb zeker
niet bedoeld te zeggen als het wel zc is over
gekomen wil ik dat graag rechtzetten dat er nu
sprake is van een overmaat aan duidelijkheid en
coördinatie. Ik heb alleen willen aangeven dat de
signalen dienaangaande door dit college met voort
varendheid zijn opgepakt en aangepakt.
De heer Simons heeft de vraag gesteld of de
bezuinigingen in het algemeen en de bezuinigingen
ten aanzien van het welzijn in het bijzonder door
het hele college kritisch worden bekeken. Ik kan
hem daarop antwoorden dat door het totale college
vanuit alle portefeuilles kritisch wordt bezien
hoe de bezuinigingen op een zo verantwoord moge
lijke wijze en met zo veel mogelijk instandhouding
van het voorzieningenniveau kunnen worden gereali
seerd.