17 MAART 1983
716
Op de vraag of het betrekken van de vrouwen
groepen bij het geven van een eerste aanzet om te
komen tot een emancipatieberaad tot gevolg zou
kunnen hebben dat dit emancipatieberaad geen door
gang vindt, namelijk wanneer de vrouwengroepen
daar niets voor voelen, kan ik op dit ogenblik
uiteraard geen antwoord geven. Ik ben gehouden
uitvoering te geven aan het programakkoord, waarin
is afgesproken dat binnen een jaar het initiatief
zou worden genomen om te komen tot een emancipa
tieberaad. Welnu, daartoe heeft deze wethouder het
initiatief genomen en indien hieruit iets zou
voortkomen als door de heer Simons bedoeld, zullen
wij terug moeten naar de partijen die het program
akkoord hebben ondertekend om na te gaan of de
realiteitswaarde van het gestelde wel voldoende
groot is en of het ook kan worden geëffectueerd.
Zo lang daarover nog niets bepaalds blijkt, wordt
aan datgene wat is afgesproken uitvoering gegeven.
Vervolgens wenst de heer Simons meer duide
lijkheid over de B.W.O.B. te verkrijgen. Wij ver
onderstellen dat met de brief die de raadsleden op
hun tafels hebben kunnen aantreffen al een stuk
meer duidelijkheid is verschaft. Op de vraag waar
en hoe eventueel een stuk opbouwwerk zou moeten
verdwijnen wil ik nu niet ingaan. Wel wijs ik erop
dat bij de behandeling van de HUG-rapportage op
28 mei 1982 door deze raad nadrukkelijk is vastge
steld dat bezuinigingen zoals die onder meer aan
de B.W.O.B., de I.M.W. en andere instanties worden
opgelegd niet imperatief door deze raad moeten
worden voorgeschreven, maar dat de instellingen de
vrijheid dienen te hebben om daaraan zelf invul
ling te geven. Dat betekent dat het ook niet aan
het college is om aan te geven op welke plaatsen
bezuinigingen die personele consequenties hebben
dienen te worden geëffectueerd. Overigens wil ik
hierbij nog het volgende opmerken, enigszins aan
sluitend op hetgeen collega Welschen zoëven heeft
gezegd. Het gaat dan om iets dat men uit mijn be
antwoording van gisteren al heeft kunnen proeven