717 17 MAART 1983 en dat voorts nadrukkelijk is te lezen in het stuk dat op de tafels van de raadsleden is gelegd. In het kader van stadsvernieuwing en renovatie beschouwen wij het opbouwwerk als een onmisbare ondersteuning, onder bepaalde condities. Op korte termijn wij hebben een afspraak voor de 25e ge maakt willen wij daarover met de B.W.O.B. van gedachten wisselen om na te gaan welke capaciteit in verband daarmee nodig is en op welke wijze in zet mogelijk is. Mevrouw PAULUSSEN: Komt u daarna bij de raad terug om die hierover een beslissing te laten nemen? Wethouder RöMKENSDat weet ik nog niet. In ieder geval heeft het college zich voorgenomen dit contact aan te gaan. Afhankelijk van het re sultaat zal het college een besluit nemen dat mo gelijk tot aanvullende voorstellen aan de raad zal leiden. Mevrouw PAULUSSEN: Ik wijs erop dat we bij de vaststelling van het programma voor 1983 een motie hebben aangenomen die motie werd raad- breed aanvaard waarbij wij hebben vastgelegd dat de subsidiëring voorlopig werd vastgesteld en dat de definitieve vaststelling door de raad zou plaatsvinden, nadat overleg was gepleegd. De raad zal dus in ieder geval nog de finale beslissing moeten nemen. Wethouder RöMKENS: Met die interpretatie kan ik meegaanwat ik stelde moet met name worden gezien tegen de achtergrond van de aanvullende vraag van de heer Simons. In het hele verhaal zo als het er nu ligt is sprake van een stuk ondui delijkheid over de overheadkosten en de admini stratiekosten. Zodra daarover duidelijkheid is geschapen zal inderdaad de finale besluitvorming ten aanzien van de subsidiëring in deze raad aan de orde moeten worden gesteld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 717