759 21 MAART 1983 in het programakkoord overeengekomen nadere bestudering van de budgetmethodiek verzoekt het college bij de ingang te zetten, nadere studie om trent de bijstelling van de budgetmethode, uitdrukkelijk aandacht te besteden aan: - de risico^voorziening in relatie met de afnemende algemene reserve - de gewenste minium en maximum aanvang der budgetegalisatiefondsen - een betere afstemming van het door de raad vast te stellen heroverwegingsbeleid en de kortingen van de rijksoverheid, en gaat over tot de orde van de dag." Wethouder VAN DUN: Namens het college kan ik zeggen dat deze motie geen kwaad kan, aangezien wij, zoals ik al heb gezegd, ons bezighouden met al de punten die daarin staan. Als zodanig is zij overneembaarPersoonlijk wil ik echter in de richting van de heer Ten Wolde opmerken dat wan neer hij de meetlat die hij bij de eerste vijf moties heeft gehanteerd ook langs deze motie legt hij zal weten wat hem te doen staat. De heer TEN WOLDE: Ik vind dat je het draag vlak van een milieukaart toch niet met het alge meen financieel beleid op hoofdpunten kunt verge lijken; tussen het één en het ander is mijns in ziens een verschil van dag en nacht. Derhalve vind ik de kwalificatie van de heer Van Dun enigszins overtrokken. Wij beogen met onze motie wat meer flexibiliteit in de huidige budgetmethodiek in te brengen, hoe goed die methodiek vandaag de dag ook is. Er zal namelijk op de bezuinigingen van rijkszijde moeten worden ingespeeld en zeker ook op de afnemende algemene reserve, waaraan wij in onze algemene beschouwingen hebben gememoreerd. Ik vind dat het college duidelijk een steun in de rug nodig heeft om met een evenwichtig beleid naar buiten te kunnen treden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 759