21 MAART 1983 764 wordt gesproken over het bereiken van een recht vaardiger samenleving, alsof de situatie die nu bestaat niet rechtvaardig of niet rechtvaardig ge noeg zou zijn. Derhalve stelt de overgrote meer derheid van het college de raad voor de motie niet te aanvaarden. Mevrouw VAN ROOIJ-VAN DEN HEUVEL: Ook voor onze fractie weegt het gestelde onder punt 6 zwaar want wij menen dat dit een onbewezen stelling is, terwijl het gestelde onder punt 8 iets suggereert waarmee onze fractie het niet eens is. Wij zullen derhalve deze motie afwijzen. De heer TEN WOLDEWij zijn het volstrekt eens met de argumentatie van de zijde van de meer derheid van het college en derhalve is onze frac tie tegen deze motie. De heer SIMONS: Wij hebben samen met D'66, de P.P.R. en de Partij van de Arbeid deze motie inge diend. De motie is een stuk zwakker dan die wij oorspronkelijk hebben geformuleerd, maar wij zijn in onderling overleg tot deze nieuwe formulering gekomen In de richting van het C.D.A. wil ik uitdruk kelijk op het inkomensbeleid van deze regering wijzen, dat mijns inziens de juistheid van punt 6 duidelijk bewijst. De heer DREEF: Wij hebben de formulering on der punt 8 onder meer in de motie opgenomen, omdat in de algemene beschouwingen van het C.D.A. werd gesproken over goed rentmeesterschap en het stre ven naar een rechtvaardiger samenleving. Als het C.D.A. nu stelt dat deze motie hem niet aanspreekt heb ik toch wel erg veel moeite met wat van die kant in de algemene beschouwingen naar voren is gebracht, want mijns inziens geven de publiciteits media toch voldoende aan wat er binnen Nederland op het ogenblik aan de hand is, zeker gezien

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 764