21 MAART 1983
766
4. het beleid in 1983 en in de begroting
1984 geld voor nieuw beleid dient te wor
den besteed aan:
4.1. jeugdwerkloosheid, m.n. meisjes,
jonge verre burgers en woonwagenbe
woners
4.2. het verlagen van woonlasten en ta
rieven voor voorzieningen voor de
laagste inkomens (met name in stads
vernieuwingsbuurten)
4.3. het wegwerken van de ernstige tekor
ten in basisvoorzieningen zoals al
fabetisering kinderopvang
4.4. begeleiding bij het leren opkomen
voor zichzelf van met name de zwak-
sten in onze samenleving,
en gaat over tot de orde van de dag
De VOORZITTER: Het college is van oordeel dat
wanneer in het programakkoord wijzigingen zouden
moeten worden aangebracht in deze motie zitten
elementen die daarvoor aanleiding zouden kunnen
geven dit zou moeten leiden tot hernieuwd over
leg tussen degenen die het programakkoord hebben
opgesteld. Wij zijn dan ook van mening dat een
eventuele bijstelling op een andere manier, op een
ander tijdstip en op een andere plaats zou moeten
geschieden. De overgrote meerderheid van het col
lege verzet zich dan ook tegen deze motie.
Mevrouw VAN ROOIJ—VAN DEN HEUVEL: Ook onze
fractie vindt deze motie tenminste prematuurwant
inderdaad gaat het hierbij om een aanscherping van
het programakkoord. Wij zijn van mening dat zoiets
niet bij deze begrotingsbehandeling aan de orde
moet komen, maar eventueel in hernieuwde politieke
onderhandelingen, die na de prijskaartjesactie
zouden moeten worden gevoerd.
De heer TEN WOLDE: De kwalificatie van me
vrouw Van Rooij is mijns inziens erg zacht. In de