24 MAART 1983
823
ook duidelijkheid kunnen worden gegeven over het
vervoer van leerlingen van buiten Breda die naar
Breda toe komen. Het vervoer in de stad zelf is
een zaak van de gemeente Breda, maar ik kan mij
nauwelijks voorstellen dat nu al zicht bestaat op
de wijze waarop 900 kinderen die tussen 8.00 uur
en 8.30 uur op het station of op een ander cen
traal punt aankomen naar hun plaats van bestemming
kunnen worden gebracht.
Naar ik hoop zullen ook de andere partijen in
de raad van mening zijn dat uitstel noodzakelijk
is voor het komen tot een goede samenwerking met
het buitengewoon onderwijs teneinde de problemen
in verband met deze regeling tot een oplossing te
kunnen brengen. Wij kunnen als gemeente niet vol
staan met te zeggen dat deze regeling ons van bo
venaf wordt opgelegd om er ons vervolgens bij neer
te leggen en verder niets te doen. Verder wil ik
nog opmerken dat ons amendement waarin uitstel
wordt voorgesteld een poging inhoudt om tot een
compromis te komen, in het belang van het buiten
gewoon onderwijs.
Het door mevrouw Rattink ingediende amende
ment heeft de volgende inhoud:
"Voorstel tot wijziging tekst ontwerp-besluit
inzake vervoerskosten artikel 13 van de La-
ger-onderwijswet 1920;
het concept-besluit te wijzigen als volgt:
1in te trekken het raadsbesluit van 5 fe
bruari 1976;
2het college van burgemeester en wethou
ders op te dragen vóór 1 juni 1983 aan de
raad voor te leggen een voor de gemeente
Breda geldende regeling voor het hier be
doelde vervoer ingaande 1 augustus 1983
en waarvoor als grondslag kan worden ge
nomen de circulaire van het ministerie
van Onderwijs en Wetenschappen van 31 de
cember 1982 kenmerk C 820461 BO/SP-12378
en eventuele wijzigingen daarop; en