24 MAART 1983
831
opdrachtgever, terwijl ook verschillende scholen
voor diverse routes opdrachtgever zijn. Daarnaast
schiet Breda er wel op in wanneer randgemeenten
van een bepaalde route gebruik maken. Het is al
met al een heisa van heb ik jou daar, die veelvul
dig overleg met het onderwijsveld en met de B.B.A.
vergt. Op dit moment kan ik dan ook in alle eer
lijkheid gezegd niet toezeggen dat de regeling in
juni rond zal zijn. Wij streven er wel naar zo
snel mogelijk tot een regeling te komen en zoals
ik al in de commissie heb toegezegd helaas kon
mevrouw Rattink daarbij niet meer aanwezig zijn
zal ik die regeling zo gauw zij rond is aan de
commissie voorleggen. Uiteraard zal de regeling
wel voor de zomervakantie gereed moeten zijn. In
dien de commissie van oordeel is dat de regeling
voor wat betreft haar nadere uitwerking nog aan de
raad moet worden voorgelegd, zal ik daar best vre
de mee kunnen hebben, maar ik denk wel dat dat
overbodig en onnut zou zijn, aangezien het natuur
lijk niet de raad is die het vervoer regelt. Ver
volgens vind ik het amendement redelijk overbodig,
aangezien al is toegezegd dat de regeling in de
commissie zal worden besproken. Mijn grootste be
zwaar tegen het amendement betreft echter het vol
gende. Het eerste punt, de intrekking van het
raadsbesluit van 5 februari 1976, komt met het
door ons voorgestelde overeen, maar verder wijkt
het amendement in belangrijke mate af van het be
sluit dat wij aan de raad hebben voorgelegd. Wij
hebben een Lager-onderwijswet en artikel 13 van
die wet regelt men vindt dit ook terug in punt
2 van het door ons voorgestelde besluit de toe
kenning van een vergoeding voor vervoerskosten,
welke vercroeding door de raad dient te worden
vastgesteld. In het amendement wordt evenwel onder
punt 2 gesproken over het aan het college opdragen
een regeling inzake het vervoer aan de raad voor
te leggen. Ik heb toegezegd de regeling in de com
missie aan de orde te zullen stellen en ik wil
haar ook best nog aan de raad voorleggen indien