24 MAART 1983 847 De heer DREEF: Op voorstellen inzake het In dustrie- en Havenschap moet ik toch elke keer weer terugkomen, aangezien de situatie nog steeds zeer ernstig is, hetgeen ook nu weer blijkt uit het feit dat het Centraal Bureau voor Verificatie en Financiële Adviezen zich opnieuw heeft onthouden van het uitspreken van een oordeel over de jaarre kening 1980. Het verificatiebureau geeft als reden dat er onzekerheid blijft bestaan over de haal baarheid, de herziene jaarrekeningen en de kost prijsberekening. In de commissie is over dit on derwerp ook al gesproken, waarbij onder meer de vraag naar voren kwam welke conclusies wij als raad en college uit dit soort bevindingen kunnen trekken. Ik weet dat hierover al veel is geschre ven en gezegd, maar wij kunnen deze kwestie toch niet afdoen met de opmerking in de richting van het Industrie- en Havenschap dat er niets aan de hand is. Ik meen dan ook dat een reactie naar aan leiding van de bevindingen van de accountant zeer zeker op haar plaats is. Wethouder SANDBERG: De heer Dreef merkte al op dat over dit onderwerp verschrikkelijk veel is gezegd en ook ik heb daar op het ogenblik niets nieuws aan toe te voegen. Ik ben het met de heer Dreef eens dat er een bepaalde reactie dient te worden gegevenmaar ik meen dat dit ook de bedoe ling is; er wordt niet volstaan met "v.k.a., ge hoord, gezien en gelachen". Naar de raad van be stuur zal in grote lijnen hetzelfde verhaal uit gaan dat wij naar aanleiding van de jaarrekening 1979 als reactie hebben gegeven, namelijk dat de situatie ons met zorg vervult. Als wij de accoun tantsverklaring zouden overnemen, zouden wij niet conform de wensen van het ministerie handelen en dan zou het gesprek met het ministerie, waar toch grotendeels de oplossing vandaag zal moeten komen, geblokkeerd worden. Daarom werk ik maar liever volgens de richtlijnen die de minister en de staatssecretaris ons hebben gegeven, dit dan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 847