895 21 APRIL 1983 De heer DE WERD: Ik moet toch zeggen dat ik er weinig koffie van kan maken. Ik lees in het voorstel dat de gemeente vanaf het begin bij het hele proces betrokken is en daarin naar ik aanneem ook een say zal hebben. Daarnaast staat heel dui delijk in het besluit dat de gemeenteraad wordt gevraagd voor het gemeentelijk aandeel in te stem men met onderhandse aanbesteding. Ik kan me voorstellen dat in geval van onder handse aanbesteding de kredietbewaking gemakkelij ker realiseerbaar zal zijn, maar naar mijn mening dienen we als gemeente ten aanzien van dat aspect een duidelijk standpunt in te nemen door te kiezen voor openbare aanbesteding. In het afgelopen half jaar moesten we steeds opnieuw argumenten horen op grond waarvan het toch net iets gemakkelijker zou zijn tot onderhandse aanbesteding over te gaan aan mensen die de gemeente kent en van wie bekend is dat zij al een soortgelijk project hebben gereali seerd. Mijns inziens mogen dat echter voor een ge meentebestuur geen argumenten zijn. De heer DE BRUIJN: Ik heb van de wethouder begrepen dat de vermindering van de vergoeding met 230.000,in de rest van de bouw zal kunnen worden opgevangen. Wordt dat bereikt via versobe ring van de bouw? Straks zal de gymnastiekzaal in beheer komen bij de dienst jeugd, sport en recreatie. Komt het beheer niet onder druk te staan wanneer onverhoopt zou blijken dat het allemaal wat mis is gegaan en zal wellicht toch van die zijde een beroep op de gemeenteraad moeten worden gedaan om geld bij te leggen? Wethouder SANDBERG: Een bepaalde opmerking van de heer De Werd moet ik verre van mij werpen. Als de heer De Werd in deze zaal meent te kunnen suggereren dat het gemeentebestuur voor onderhand se aanbesteding moet, mag of kan kiezen op basis van het argument dat wij dan mensen kunnen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 895