21 APRIL 1983
920
betrekken van het onderwijsveld bij de gang van
zaken, maar ook bijvoorbeeld aan de rol van de ou
ders en het mandaat van degenen die aan het over
leg deelnemen.
Ook ten aanzien van de stimulering is het ge
stelde in de toelichting erg ruim. Er is sprake
van een beleid voor de komende jaren, terwijl de
nota dit jaar zou verschijnen. Ik hoop dat het be
leid eerder gestalte zal krijgen en niet zo lang
op zich zal laten wachten.
Inzake de werkgelegenheid is sprake van de
instelling van een commissie. Voor wanneer kan die
instelling worden verwacht?
Ook op het punt van de relatie onderwij s/ar
beidsmarkt is voor een erg behoedzame formulering
gekozen, die ook weer in een bepaalde richting
stuurt. Wij vragen ons af of het niet dienstig is
het begrip "arbeid" nader te bepalen.
Na deze opmerkingen over het onderwijsplan
nog iets over het spreidingsplan. In de toelich
ting wordt opgemerkt dat te licht naar de moge
lijkheid van tussenkomst van de minister wordt ge
grepen. Mijn vraag is of dit in Breda al is ge
beurd en of het gevolgen heeft voor het spreidings
plan zoals het er nu ligt. Een andere vraag in dit
verband betreft de toetsing van de gegevens van de
sociografische dienst in de komende jaren.
Wethouder SANDBERG: De heer Schuring heeft
gesproken over het resultaat van enige jaren noes
te arbeid. Ik ben het met hem eens. Natuurlijk
past het complimenten te maken aan het adres van
ambtenaren, vertegenwoordigers van het onderwijs
en raadsleden uit de commissie onderwijs die aan
de totstandkoming van deze nota's een bijdrage heb
ben geleverd. Mag ik hierbij overigens bescheiden
aantekenen dat ook wethouders zich in dit gezel
schap hebben gevoegd?
De heer SCHURING: Ik heb het college ook niet
achteloos dank gezegd!