986 9 MEI 1983 GEMEENTE BREDA, JANUARI 1983. (D) De heer VAN DEN WIJNGAARD: In de commissie vergadering heeft onze C.D.A.-fractie nogal wat aanwijzingen en overwegingen aan de voorzitter van de commissie m.e.m. meegegeven. Ik wil in de eer ste plaats met betrekking tot dit preadvies gewoon in eigen huis beginnen. In het C.D.A.-programma 1982-1986 luidt van hoofdstuk 8 de eerste zin: "Binnen de gemeentelijke mogelijkheden verdienen de energiebesparende maatregelen zeer veel aan dacht.". Vervolgens kwam bij het tot stand brengen van het gemeenteprogramma Breda 1982-1986 onder de beleidsvoornemens het navolgende in hoofdstuk 7 te staan: "De milieuvriendelijke en energiebesparende maatregelen krijgen grote aandacht. Een slagvaar dige organisatie groeperen rond de verschillende aandachtsvelden van milieu en middelen, die uit eindelijk kan leiden tot het instellen van de milieudienst, die zelfs een gewestelijk of regio naal steunpunt zou kunnen zijn. Het energiebespa- ringsbeleid moet op een breed front krachtig wor den aangepakt. Hierbij gaat het over voorlichting, woningisolatie en dergelijke. De knelpunten opheffen en een instelling van een milieu- en energiefonds in relatie tot de energiebesparende maatregelen brengen ten aanzien van de woonlastenproblematiek. Ik wil vervolgens wijzen op iets dat van even verder van huis afkomstig is, maar niet minder voornaam. Het ministerie van Economische Zaken schreef op 17 maart 1983 aan de leden der Staten- Generaal naar aanleiding van de eindrapportering van de adviescommissie en de vier energiescenario's voor alle duidelijkheid vermeld ik dat in die commissie ook het Centrum voor Energiebesparing vertegenwoordigd was, onder anderen door middel van de heer Popmade volgende conclusies: "a. Op energiegebied in ons land ontbreekt een beleid dat meer vertrouwt op het marktmechanisme, b. Dat zowel de burgers als de politici bewust moeten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 986