24 OKTOBER 1985
1017
Wethouder RöMKENS
Ik neem aan dat het college de consistentheid die in dit voor
stel naar voren komt, in voorkomende gevallen ook wel naar vo
ren zal laten komen.
De heer SIMONS
U zegt zelf heel nadrukkelijk dat het Uw persoonlijk standpunt
is. Daarmee distantieert U zich even van het college. Ik had
graag dat U dit even navraagt bij de andere collegeleden. Dat
is toch niet zoveel gevraagd. Even een knikje en dan zijn jul
lie het er toch mee eens.
Wethouder RöMKENS
Ik denk dat het vrij duidelijk is. Het college heeft beoordeeld
op basis van de normen. Wanneer deze normen op grond van andere
factoren voor het college aanleiding zijn om tot een andere con
clusie te komen, dan neem ik aan dat datzelfde college op grond
van die normen dan een consistente lijn zal volgen. Ik zeg dit
omdat die vraag aan mij gesteld is en ik dus niet verder kan
gaan dan datgene naar voren te brengen wat ik naar mijn mening
van een zichzelf respecterend college mag verwachten. Ik heb
daarmee eigenlijk in essentie een hele hoop opmerkingen en kant
tekeningen die gemaakt zijn, beantwoord. Ik wil op een aantal
vragen nog ingaan. Mevrouw Van Bergen wijst met name op het rap
port van de gezondheidsraad van 1984. Juist in het rapport van
de gezondheidsraad 1984 komt men tot de conclusie dat de 20 km-
cirkel, die inderdaad geldt op basis van de normen die in 1978
zijn opgesteld, teruggebracht zou kunnen worden tot een 6 km-
cirkel. Dat is correct maar juist omdat wij deze normen die als
uitgangspunt gelden ook als uitgangspunt voor de toetsing heb
ben laten gelden, willen wij deze normen handhaven met betrek
king tot de 20 km-grens. Dat is een extra zorgvuldigheidswaar-
borg en dat betekent dat op grond daarvan het college ook ge
toetst heeft aan het 20 km-criteriumTen aanzien van het werk
gelegenheidsaspect waar mevrouw Van Bergen over spreekt het vol
gende. Ik weet dat er geschriften in omloop zijn waarin gespro
ken wordt van 20.000 manjaren bij de bouw en 250 plus 100 ar
beidsplaatsen bij functioneren. Ik vind het op dit ogenblik pre
matuur om daar een definitief oordeel over te geven. Het colle
ge heeft alleen geconstateerd dat bij de realisering van een
kerncentrale ongetwijfeld ook een werkgelegenheidsaspect aan de
orde is. Ik vind het wat ver gaan om nu te zeggen dat dat
20.000 manjaren betreft. Hoeveel er vanuit de regio komen res
pectievelijk vanuit het buitenland valt ook moeilijk te zeggen,
want dat is dan de discussie die we krijgen. Ik beperk me tot
de constatering dat dat mogelijk werkgelegenheidseffecten
heeft. De heer Martens heeft voornamelijk in algemeen beschou
wende zin gereageerd. Hij is van mening dat de MER-rapportage
vooraf moest plaatsvinden. Ik heb ook in de commissie gezegd
dat de MER-rapportage een onderdeel is van de hele procedure en
die MER-rapportage plaatsvindt tot het moment van oplevering.
Dat betekent dat je niet vooraf in die procedure de MER-rappor
tage kunt inbouwen maar het is wel zo dat er een MER-rapportage
plaatsvindt, alvorens er in het kader van de Kernenergiewet een